Fictie 17.2.2021

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen in welke tijd een verhaal zich afspeelt
  • Je kunt zeggen wat de vertelde tijd is in een verhaal
  • Je kunt aangeven hoe een verhaal begint of eindigt
  • Je kunt het vertelperspectief herkennen
  • Je kunt opsommingen, tegenstellingen, reden en herhalingen in fictie herkennen

Slide 2 - Slide

Welke technieken zijn er om een verhaal spannend te maken?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

Als er een boek zou worden geschreven over jouw leven, wat was de vertelde tijd dan?

Slide 5 - Open question

tijdverdichting
De tijd vliegt soms voorbij in een roman of kort verhaal. Uren, dagen en jaren kunnen binnen één zin verstrijken. Dit soort sprongen in de tijd worden aangeduid met de literaire term tijdverdichting. Bv: Je kunt in een boek de zin tegenkomen: de man stond twaalf uur lang voor de spiegel om zijn haar in model te brengen, toen pas durfde hij naar buiten. Dan is er een halve dag verstreken, daar heb je maar 22 woorden voor hoeven lezen.

Slide 6 - Slide

Hoe noem je het perspectief, waarin verschillende personages elkaar afwisselen als hoofdpersoon?
A
Ik-perspectief
B
Hij/Zij perspectief
C
Alwetende (auctoriale) verteller
D
Wisselend perspectief

Slide 7 - Quiz

Verhaalbegin en verhaaleinde

Een verhaal kan op twee manieren beginnen:

- inleidend begin : je leert de personages eerst langzaamaan kennen en de situatie waarin ze 

   zitten, voordat het verhaal begint

- middenin de gebeurtenissen : je begint gelijk bij een belangrijke gebeurtenis, zonder 

   inleiding (pas later leer je de personages kennen)



Een verhaal kan op twee manieren eindigen:

- gesloten einde: alle vragen uit het verhaal zijn beantwoord

- open einde: een aantal vragen is nog niet beantwoord

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Verbanden tussen strofen 
Opsomming  Elke strofe is onderdeel van een opsomming.
Tegenstelling  De inhoud van de strofen staan tegenover elkaar.
Herhaling  Dingen komen in meerdere strofen terug, letterlijk of anders verwoord.
Reden  Een strofe legt uit wat de reden is van iets dat in een eerdere strofe is gezegd. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welk voorbeeld van herhaling zag je in het gedicht "Bloos"?

Slide 12 - Open question