22 maart 2021

1 / 10
next
Slide 1: Slide
fMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui
- 1jour1actu
- samen oef. 1 Le Bilan
- herhalen futur simple + futur proche
- vraagzinnen
- Oefenen phrases-clés hfd 3
- les devoirs: maken le bilan



Slide 2 - Slide

Futur simple

De futur simple is de toekomende tijd.


Je gebruikt de futur simple om uit te drukken dat dingen zullen gebeuren.

In het Nederlands vertaal je de futur simple met een vorm van het hulpww 'zullen'+ infinitief

Slide 3 - Slide

Futur simple = toekomende tijd

ik zal werken
jij zal fietsen
hij zal lopen
wij zullen eten
zij zullen kopen

Slide 4 - Slide

De futur simple maak je door de uitgangen van avoir achter het hele werkwoord te plaatsen.


je partirai

tu partiras

il partira

nous partirons

vous partirez

ils partiront

Slide 5 - Slide

Uitzonderingen
être - je serai                          faire - je ferai
avoir - j'aurai                           voir - je verrai
aller - j'irai                                 pouvoir - je pourrai

Slide 6 - Slide

futur proche - nabije toekomst
werkwoord aller + hele werkwoord, vertaling: ik ga eten
je vais manger                      nous allons manger
tu vas manger                       vous allez manger
il/elle va manger                  ils/elles vont manger

Slide 7 - Slide

Grammaire I
Poser une question:
3 manieren:
1: in plaats van . een ?
2: inversie: omdraaien onderwerp en persoonsvorm
3: est-ce que + normale zin

Slide 8 - Slide

Vraagwoorden
waarom: pourquoi
wanneer: quand
hoe: comment
wie: qui
hoeveel: combien
waar: où

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link