11.1 deel 2

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

H11: Erfelijkheid

11.1   Eigenschappen en chromosomen

Laptop blijft in de tas

Boek B op tafel

Wat gaan we doen?

- herhalen 11.1 eerste deel (laptop nodig)

- Uitleg 11.1 tweede deel

- werken aan leerdoelen/ huiswerkopdrachten

Plattegrond

Planning periode 3

Deze les gaan we aan de gang met de bovenstaande leerdoelen. 

Aan het einde van deze les kun je vertellen in hoeverre je ze beheerst.

Waar zitten je cellen?

1. Voornamelijk in je organen.
2. Overal in je lichaam.
3. Voornamelijk in je hersenen.
4. Alleen in je weefsel.

Waar in de cel bevinden zich de chromosomen?

1. In het cytoplasma.
2. In de celkern.
3. In het DNA.

Leg uit waar de informatie voor erfelijke eigenschappen in je lichaam zit. Beantwoord zo uitgebreid mogelijk.

Leg uit waar de informatie voor erfelijke eigenschappen in je lichaam zit. Beantwoord zo uitgebreid mogelijk.

Dit is de chromosomenkaart van een ....

1. vrouw
2. man

Vragen bespreken van 11.1 ?

1 t/m 15

Maar wat zit er op de chromosomen?

genotype:

de informatie in het DNA / 

de eigenschappen op de chromosomen

fenotype:

de verschijningsvorm van een eigenschap

(wordt bepaald door het genotype en omgevingsfactoren)

Zet deze begrippen in de volgorde van klein naar groot

DNA 

Chromosoom 

gen 

celkern

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan?

En hetzelfde genotype?

Heeft een kiemplantje hetzelfde fenotype als het zaadje waaruit hij is ontstaan?

En hetzelfde genotype?

Vul de begrippenlijst aan met:

Gen: ...

Genotype: ...

Genoom:....

Maken en lezen:

1. Maak van 11.1 opdracht 16 t/m 25

2. Kijk de opdrachten na

3. Maak de Lesson-Up van 11.1 les 2

De volgende les

11.2  

Chromosomen doorgeven

Wat is een gen?

Leg uit hoe de eigenschappen op de chromosomen liggen. 

Gebruik in je antwoord de woorden: genen en dna.

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:

"Alle genen op de chromosomen samen"

De meeste organismen hebben een verschillend aantal chromosomen, wel zijn het allemaal even getallen. Leg uit hoe dit komt.

Van klein naar groot

1. gen - DNA - chromosoom - celkern
2. DNA - gen - chromosoom - celkern
3. gen - chromosoom - DNA - celkern
4. DNA - chromosoom - gen - celkern

Je kunt het genotype van de mens aanpassen

1. waar
2. niet waar

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan?
En hetzelfde genotype?

1. alleen hetzelfde fenotype
2. alleen hetzelfde genotype
3. zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Hoeveel chromosomen heeft de mens?

1. 46 paren dus 92 in totaal
2. 23 chromosomen, 46 paren
3. 23 paren dus 46 in totaal
4. 44 paren, 22 chromosomen