§4.4 - Hulp bij voortplanting - huiswerk

deze les
1. je doet mee met deze les en sluit bij deze presentatie aan
2. je volgt deze les zelfstandig door hem apart in lessonup te openen (incl uitlegvideo's)
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

deze les
1. je doet mee met deze les en sluit bij deze presentatie aan
2. je volgt deze les zelfstandig door hem apart in lessonup te openen (incl uitlegvideo's)

Slide 1 - Slide

hoe werkt deze les
1. zorg ervoor dat je voordat je start de paragrafen hebt gelezen
2. lees de leerdoelen en succescriteria
3. bekijk alle uitlegdia's en uitlegvideo's
4. controleer jezelf door de vragen en oefeningen tussendoor te doen
5. maak aan het einde de verwerkingopdrachten en controleer of je de leerdoelen hebt behaald (voldoe je aan de succescriteria)
6. nog niet behaald = terug naar de stof/ uitlegvideo's en/of zoek hulp

Slide 2 - Slide

§4.4 - Hulp bij voortplanting

Slide 3 - Slide

Leerdoel
Je kunt: 
- uitleggen welke technieken er zijn voor prenataal onderzoek en welke hulp er is bij onvruchtbaarheid.

Slide 4 - Slide

Succescriteria
  • Je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: onvruchtbaarheid, IVF, spermamonster, ICSI, hemoglobine, zuurstofgebrek, gen, alleen, drager, erfelijke aandoeningen, embryoselectie, ivf-behandeling, prenatale diagnostiek, echoscopie, vlokkentest, vruchtwaterpunctie, karyogram, stofwisselingsziekte, aminozuur, hersenbeschadiging, 

  • Je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen.

  • Je hebt de voorkennis gemaakt en nagekeken met voldoende resultaat.


Slide 5 - Slide

Ongewenst kinderloos
Mogelijke oorzaken:
  • te kleine zaadcellen of inactieve zaadcellen
  • hele onregelmatige cyclus
  • verklevingen eileiders (door ontstekingen zoals bij chlamydia)
  • etc etc

De oplossing is afhankelijk van de oorzaak.

Slide 6 - Slide

Oplossingen
  • met ovulatietest vruchtbare moment beter bepalen
  • KI/ kunstmatige inseminatie = sperma (meestal eerst 'gewassen' en geconcentreerder) injecteren in de baarmoeder
  • IVF/ in-vitrofertilisatie = sperma en eicel samenbrengen in schaaltje in het lab
  • hormoonbehandelingen
  • ICSI/ intracellulaire inseminatie (sperma injecteren in eicel)



Slide 7 - Slide

Oorzaken onvruchtbaar man
- Verstoorde hormoonbalans
- Drugs, alcohol, medicatie, chemotherapie, roken
- Afwijkende zaadcellen
- Blokkade die de zaadcellen tegenhoudt
- Leeftijd
Oorzaken onvruchtbaarheid vrouw
- Verstoorde hormoonbalans
- Vergroeiingen rond de eierstokken en eileiders
- Roken, over- of ondergewicht, alcohol, drugs, weinig of extreme
   inspanning.
- Afwijkingen in het baarmoederslijmvlies 
- Vervroegde menopauze
- Leeftijd
- Chlamydia (soa) 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

  • Hormonen (o.a. FSH) zorgen voor rijping meerdere eicellen
  • Aanzuiging follikels als ze groot genoeg zijn
  • Sperma wordt toegevoegd. 
  • In voedingsmedium vindt bevruchting plaats
  • Na 48-72 uur 8 cellig stadium (embryo)
  • Embryo wordt weer teruggeplaatst (implantatie)  baarmoeder

Slide 10 - Slide

Embryo terugplaatsing
  • Uit ongeveer 50% van de geoogste eicellen ontstaat een embryo. 
  • Afhankelijk van de situatie zullen er één of twee embryo's worden teruggeplaatst.
  • Ongeveer 30 tot 35% van alle vrouwen die een terugplaatsing krijgen worden zwanger.

Slide 11 - Slide

Overgebleven embryo's 
  • Overgebleven embryo's van goede kwaliteit worden ingevroren. 
  • De kansen op zwangerschap bij terugplaatsing van een ontdooid embryo zijn ongeveer 10-15%.
  •  Wat er met het 'overschot' aan embryo's moet gebeuren, is onderwerp van ethische discussies. (donatie, vernietigd, wetenschap - stamcelonderzoek)

Slide 12 - Slide

Intra cytoplasmatische sperma injectie
ICSI
-  Wordt gedaan bij een lage spermaproductie of lage spermakwaliteit
- Een zaadcel wordt dwars door harde schil van eicel ingespoten
- ICSI gaat samen met een IVF behandeling





Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Bij IVF wordt bij de vrouw van te voren een hormoon toegediend. Daarmee wordt de natuurlijke hormonale regulatie versterkt. Welk hormoon is dit?
A
FSH
B
oestrogeen
C
progesteron
D
testosteron

Slide 17 - Quiz

In deze tekening zijn met cijfers follikels in verschillende stadia van ontwikkeling aangegeven. Slechts in één van deze stadia kan de eicel geoogst worden en is er een kans op een succesvolle bevruchting middels ivf. In welk stadium is dat?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quiz

Bij welke afwijking is een IVF-behandeling voor de vrouw mogelijk een oplossing om toch zwanger te worden en de zwangerschap te voldragen?
A
Tijdens het begin van de zwangerschap wordt het baarmoederslijmvlies afgestoten.
B
In de eileiders zijn verstoppingen aanwezig die de doorgang voor een eicel blokkeren.
C
Er treedt een sterke afweerreactie op tegen het embryo
D
De placenta vormt geen progesteron na 3 maanden.

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Prenatale diagnostiek

Om  erfelijke aandoenigen op te sporen.
Dit zijn ziektes die ontstaan door een afwijking (mutatie) in een gen. Die mutatie is van (één van) de ouders geërfd.


Slide 21 - Slide

0

Slide 22 - Video

Overerving
Ziektes kunnen dominant overerven (als één van de ouders een defect gen heeft) of recessief (hierbij moeten beide ouders drager zijn van een defect gen).


Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Echoscopie
-Echografie is een techniek die
gebruik maakt van van ultrasonische
geluidsgolven.
-In het lichaam kaatsen de organen en weefselstructuren de geluidsgolven weer terug (vandaar de naam echo).
- Schatting van de verwachte bevallingsdatum
- Nekplooimeting

Slide 28 - Slide

Prenatale diagnostiek
Om te bepalen of een kind een erfelijke ziekte heeft, is DNA-onderzoek nodig. Dan kan worden gezien of het kind een afwijking (mutatie) heeft.


Slide 29 - Slide

Vlokkentest en Vruchtwaterpunctie



  • Er is een verhoogde kans op een kind met Downsyndroom of een andere chromosomale afwijking. 
  • De ouders hebben eerder een kind gekregen met een aangeboren afwijking.
  • In de directe familie komen kinderen voor met chromosomale aangeboren afwijkingen.

Slide 30 - Slide

Vlokkentest
- Vanaf 10 weken
- Vlokken van de placenta (embryonaal deel) worden opgezogen
- Deze vlokken bevatten cellen van de embryo
- De chromosomen/DNA worden onderzocht op afwijkingen
- Bijv het Syndroom van Down kan worden opgespoord
- Kans op een miskraam is 0,5%

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Vruchtwaterpunctie
- Vanaf 16 weken
-Het vruchtwater wordt weggenomen via de buikwand. Dit gebeurt met een naald. 
- In het vruchtwater zitten lichaamscellen van het ongeboren kind. Deze worden onderzocht op afwijkingen in de chromosomen/DNA
- Kans op een miskraam is 0,3%

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Embryoselectie

- Gaat samen met een IVF/ICSI behandeling.
- Een cel wordt verwijderd uit een 8-cellig embryo.
- Deze wordt onderzocht op erfelijke afwijkingen
(Huntington, taaislijmziekte, erfelijke borst- en eierstokkanker).
- Een gezond embryo wordt teruggeplaatst in de baarmoeder.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Zwangere vrouwen die een verhoogd risico hebben op een kind met een afwijking, kunnen laten onderzoeken of de cellen van hun embryo een afwijkend aantal chromosomen hebben.

Met welke techniek(en) kunnen cellen worden verkregen voor prenataal onderzoek naar het aantal chromosomen van het kind?
A
alleen door echoscopie
B
alleen door een vlokkentest
C
alleen door een vlokkentest en door een vruchtwaterpunctie
D
zowel door echoscopie, als door een vlokkentest, als door een vruchtwaterpunctie

Slide 37 - Quiz

In bepaalde delen van Afrika komt de erfelijke ziekte sikkelcelanemie voor. Bij lijders aan deze ziekte zijn de rode bloedcellen misvormd: ze zijn sikkelvormig. Een zwangere vrouw is heterozygoot voor sikkelcelanemie. Hierdoor is slechts een deel van haar rode bloedcellen sikkelvormig. Het ongeboren kind heeft geen allel voor sikkelcelanemie.
In welke van de aangegeven delen bevinden zich sikkelvormige rode bloedcellen?
A
alleen in de baarmoederwand
B
alleen in de baarmoederwand en de placenta
C
alleen in de navelstreng en de placenta
D
in de baarmoederwand, de navelstreng, de placenta en het vruchtwater

Slide 38 - Quiz

Zijn er nog onderdelen die je niet begrijpt van deze paragraaf? Schrijf ze hier op.

Slide 39 - Mind map

Aan de slag
1. Maak een begrippenlijst van 4.4 & 4.5
2. Maken en nakijken opdrachten 4.4 & 4.5 (zie planner)


Controleer of je alle leerdoelen beheerst/ aan alle succescriteria voldoet. Zo niet: opnieuw door de stof/ opdrachten maken/ hulp vragen. 

Slide 40 - Slide