JIj kan nu in het Engels zeggen dat jij iets kan.
Jij kan nu in het Engels zeggen dat je iets zou kunnen.
Jij kan nu in het Engels vragen of iemand iets kan / zou kunnen.
JIj kan nu in het Engels zeggen dat iemand iets moet doen.
JIj kan iemand de weg wijzen (in het Engels).
JIj kan de weg vinden op een kaart aan de hand van instructies.