Ruimte

Beeldaspect Ruimte
1 / 18
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Beeldaspect Ruimte

Slide 1 - Slide

Wat voor soort vorm heeft deze vlinder?
A
Organische vorm
B
Geometrische vorm

Slide 2 - Quiz

Welk kleurcontrast is hier zichtbaar?
A
Licht-donker contrast
B
Complimentair contrast
C
Warm-koud contrast
D
Kwantiteitscontrast

Slide 3 - Quiz

Wanneer is een schilderij symmetrisch?
A
Als het belangrijkste object in het midden van het schilderij staat.
B
Als je een spiegel op het schilderij zet en beide kanten zijn gelijk.

Slide 4 - Quiz

Tweedimensionaal en driedimensionaal.
A
Tweedimensionaal heeft 3 dimensies en driedimensionaal maar 2.
B
Driedimensionaal heeft 3 dimensies en tweedimensionaal heeft maar 2.

Slide 5 - Quiz

Ruimte uitbeelding met suggestie.

Slide 6 - Slide

Vervaging/ atmosferisch perspectief
  • Vormvervaging: details verdwijnen


  • Kleurvervaging: kleuren worden fel en minder verzadigd

  • Textuurvervaging: de huid van voorwerpen en oppervlakten is verder weg niet meer waarneembaar.

Slide 7 - Slide

Kleurperspectief:
Welke manieren kan je gebruiken om ruimte te creëren
A
Koud-warmcontrast: koude kleuren lijken verder weg dan warme kleuren.
B
Licht-donkercontrast: kleuren/tonen op de voorgrond zijn donker, naar de achtergrond toe steeds lichter
C
Kwaliteitscontrast: kleuren naar de verte toe steeds minder verzadigd (vaak grijzer).
D
Antwoorden van A, B en C kloppen allemaal.

Slide 8 - Quiz

Lijnperspectief
  • Horizon: verdeelt het land en de lucht 
  • Op ooghoogte van beschouwer
  • Lijnen evenwijdig zijn en wijken van ons vandaan.
  • lijnen  komen samen op één plek; vluchtpunt (verdwijnpunt) 
  • lijnen naar het vluchtpunt: vluchtlijnen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Planperspectief/
coulissenwerking
  •  Een plan is een horizontale strook uit het landschap. Meestal worden drie plans gebruikt: 
  • voorplan (voorgrond), 
  • middenplan 
  • achterplan (achtergrond). 

  • Overlappen elkaar.
  • De verder gelegen plan licht hoger in het vlak. 
  • Bij coulissenwerking wordt ook gebruikt van plans, maar dan vooral aan de zijkant van het beeldvlak.

Slide 11 - Slide

Licht-schaduwwerking/plasticiteit Door licht en schaduwwerking suggereer je ruimtelijkheid. Dit noemen we plasticiteit.
 Trompe-l’oeil-effect Het Franse word trompe-l’oeil betekend gezichtsbedrog. Het verschil met de werkelijkheid is niet meer te onderscheiden. Vroeger beschilderde men plafonds zo dat het net leek of er geen plafond meer was, maar een doorkijkje naar de lucht. Trompe-l’oeil is het toppunt van ruimtesuggestie.

Gebruik maken van licht en schaduw suggereer je ruimtelijkheid.   



Bezichtsbedrog. 
Plafonds in kerken = doorkijken naar lucht.
toppunt van ruimtesuggestie
trompe-l’oeil
Licht-schaduwwerking

Slide 12 - Slide

RUIMTE-UITBEELDING EN STANDPUNT 
standpunt wordt bepaalt door de ooghoogte.

Slide 13 - Slide

Kikvorsperspectief en vogelperspectief.

welke afbeelding hoort bij welk perspectief denk je?
Kikvorsperspectief
Vogelperspectief

Slide 14 - Drag question

RUIMTE-UITBEELDING EN KADER 
Kader
  • baken deel van oneindig beeldvlak af, wat in het kader afspeelt zie je.

Afsnijding
  • voorwerp afgesneden , lijkt buiten afsnijding verder te gaan.

Repoussoir = terugduwen.
  • grote  donkere vorm op voorgrond (deels zichtbaar) drukt de rest van de voorstelling weg.

mensen in beeld
Persoon in verhouding tot kader: 3 manieren: totaal, half-totaal en close-up

Slide 15 - Slide

RUIMTE-UITBEELDING ZONDER SUGGESTIE

Slide 16 - Slide

Plattegrond                                                 Doorsnede                                                    Uitslag

Slide 17 - Drag question

Beeldaspect Ruimte

Slide 18 - Slide