5.2.

1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programm Montag 5.2.
Wörterliste 2
Wh.  2de naamval
Lesen
Jojo

Slide 2 - Slide

SO maandag 12 feb
Wörterlisten 1 + 2  von Kapitel 3    

Naamvallen: ontleden, Der-Gruppe, 
                           Ein-Gruppe
                           (Grammatik 17, S. 234)

Slide 3 - Slide

die Fälle  (naamvallen)

Slide 4 - Slide

Stappenplan
1. Voorzetsel?
2. Ontleden -> Welk zinsdeel is het? Vragen!
3. Geslacht van het zelfstandig naamwoord of persoonlijk
     voornaamwoord? Meervoud?
4. Der- of ein-groep?
5. Correcte vorm kiezen

Slide 5 - Slide

Fälle gebrauchen
Die Schülerin fragt _______ Lehrer.

Satzglieder bestimmen (ontleden)        
1.  gezegde                                -> fragt
2. onderwerp                           -> die Schülerin
3. leidend voorwerp             -> ___Lehrer ->Akkusativ -> den, einen
4. meewerkend voorwerp      ->  is er niet


Slide 6 - Slide

Peter hat mir _______ Geschichte erzählt.
(deze)
1. Voorzetsel?
2. Ontleden -> Welk zinsdeel is het?    Vragen!
3. Geslacht van het zelfstandig naamwoord of persoonlijk
     voornaamwoord? Meervoud?
4. Der- of ein-groep?
5. Correcte vorm kiezen

Slide 7 - Slide

2de naamval / Genitiv

Slide 8 - Slide

Vragend voornaamwoord
2e naamval: wessen?
Nl: Wiens fiets, wier voornemen?
Van wie?

Slide 9 - Slide

2e naamval of von?
In spreektaal komt von wel regelmatig voor 
en
-bij namen van personen: die Eltern von Tim
-bij geografische namen: der Hafen von Hamburg

Slide 10 - Slide

männlich
weiblich
sächlich
Mehrzahl
1.
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
2.
eines Mannes
einer Frau
eines Kindes
keiner Kinder
3.
einem Mann
einer Frau
einem Kind
keinen Kindern
4.
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
Formen der Ein-Gruppe
Ein-Gruppe: ein-, kein-, bezittelijke vnw

Slide 11 - Slide

-s of -es?
Mannelijke en onzijdige woorden krijgen in de 2e naamval de uitgang -s, maar soms wordt in plaats daarvan de uitgang -es gebruikt:

-achter woorden die eindigen op een s-klank : die Quelle des Flusses (der Fluss)
-soms moet je de -s aan het einde verdubbelen: die Tore des Gefängnisses (der Gefängnis)
-achter woorden met 1 lettergreep: der Keller meines Hauses, die Mähnen des Pferdes

Slide 12 - Slide

1. De mening van mijn zus =
Die Meinung _________ Schwester__
A
meiner Schwester
B
meines Schwesters

Slide 13 - Quiz

2. Der Turm jen___ Kirche____ (die)
A
jenes Kirches
B
jener Kirche
C
jener Kirches
D
jenes Kirche

Slide 14 - Quiz

3. Die Mutter dies____ Kind____
A
dieser Kindes
B
dieser Kind
C
dieses Kindes
D
dieses Kind

Slide 15 - Quiz

2de naamval / Genitiv
Seite 120 Aufgabe 15 besprechen

Slide 16 - Slide

Üben Fälle
Übung 1   (ontleden)
Übung 2 (Ein-groep)
Übung 3 (Der-Groep)
Übung 4 (Der- en Ein-groep)

Slide 18 - Slide

K3 Wörterliste 2

Slide 19 - Slide

Hausaufgabe für Donnerstag 8.2.


Lernen:   

Machen:  K3 Aufg 16 S. 120


 

       
Vorbereiten LU    


Machen:  


Slide 20 - Slide

Tschick

Slide 21 - Slide