Een komma gebruik je:
- bij een opsomming
Voorbeeld: Meng de komkommer, de sla en de tomaten.
- als je iemand aanspreekt
Voorbeeld: Mevrouw Kuipers, mag ik vandaag nablijven?
- tussen twee persoonsvormen
Voorbeeld: Als je klaar bent, mag je het gerecht opeten.
- Voor woorden zoals want, maar, omdat
Voorbeeld: Het gerecht was heerlijk, want ik had het zelf gemaakt.