13

13
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

13

Slide 1 - Slide

Meedoen?
lessonup.app
of
download de app: LessonUp-app
Vul de code in:

Slide 2 - Slide

nieuws 
- Nieuw materiaal In Taalblokken! Zie Bouwstenen
-Voorbereiding examen gesprekken voeren: zie module 8, hoofdstuk 4 in Taalblokken
-Vanaf volgende week: de lessen gaan over 'gesprekken voeren'
-Vanaf nu: de donderdagavond 18:00 gebruiken we voor de examens gesprekken voeren



Slide 3 - Slide

Programma
1: modeling tekst (schrijfvaardigheid) Hoe kijk ik naar een tekst met het oog op de beoordeling van het schrijfexamen. Doe er je voordeel mee!!!
2: Lezen/luisteren examen 

Slide 4 - Slide

Vragen over toon en houding
De deelnemers aan een gesprek kunnen zich op verschillende manieren opstellen. Hun houding kan neutraal zijn, maar ook partijdig, kritisch, verontwaardigd, enthousiast of afwijzend. Dat merk je aan de inhoud van wat ze zeggen, en aan de toon waarop.

Voor een leestekst geldt eigenlijk hetzelfde. Iemand die kritisch is, spreekt of schrijft anders dan iemand die enthousiast is.

Slide 5 - Slide

1

Slide 6 - Video

00:57
Welke houding heeft Anton Damen tegenover de Landelijke Opschoondag?
A
Enthousiast
B
Neutraal
C
Afwijzend
D
Kritisch

Slide 7 - Quiz

Tips voor het examen lezen, kijken en luisteren
Voor het examen:
  1. Lees dagelijks een kwartiertje de krant (kan ook online)
  2. Kijk iedere dag naar het nieuws of een actualiteitenprogramma (Jinek, Nieuwsuur, EenVandaag

Tijdens het examen:
  1. Zorg dat je goed uitgerust bent.
  2. Lees de instructies (vooraf én bij de vragen) goed door.
  3. Neem je tijd.
  4. Baseer je antwoord op de tekst of het fragment.
  5. Lees alle antwoordmogelijkheden goed door.



Slide 8 - Slide

Hoe kun je je voorbereiden? (1)
  1. Ga naar:
    https://oefenen.facet.onl/facet/pages/oefen/mbo/?menu=3_0

  2. Zorg ervoor dat je een examen 3F aanklikt.

  3. Maak het oefenexamen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Stappenplan intensief lezen
Voor: -> Lees eerst verkennend en globaal
Tijdens: -> Aanwijzingen inleiding
-> verbanden verschillende tekstdelen
-> onbekende woorden/beeldspraak
-> Tabellen/diagrammen
Na: samenvatten/terugkijken





Slide 11 - Slide

Meerkeuzevragen
- Soms staat erbij: meerdere antwoorden
Stappenplan:
1: Goed de vraag lezen
2: In de tekst de info. opzoeken
3: Antwoord in eigen woorden
4: Welk antwoord sluit het beste aan bij jouw antwoord?

Slide 12 - Slide

Matrixvragen
- Soort meerkeuzevraag waarbij je antwoorden aankruist in een tabel
Twee Soorten matrixvragen:
1 : Horen zinnen wel/niet in de samenvatting?
2: Zijn de beweringen uit de tekst juist/onjuist?


Slide 13 - Slide

Rekening houden met tijd

- 120 min. de tijd
- ongeveer 15 min. per tekst
- Blijf niet te lang 'hangen' 
- Bedenk HOE je moet lezen (globaal, intensief, gericht)

Slide 14 - Slide

Leesstrategieën
  1. Globaal lezen: hoofdzaken uit de tekst halen
  2. Nauwkeurig lezen: de tekst helemaal begrijpen
  3. Zoekend lezen: op zoek naar een specifiek item

Slide 15 - Slide

Kernzin
  • De kernzin is de belangrijkste zin in een alinea
  • De kernzin geeft aan waar een alinea over gaat
  • De kernzin vind je aan het begin of aan het eind van de alinea.
  • De andere zinnen zijn een uitwerking van de kernzin

Slide 16 - Slide

Bepaal de kernzin
Je kunt er dieren verzorgen. Je kunt ze voeden, borstelen en hun stal schoonmaken. Maar je kunt er ook veel leren. Meestal is er wel een medewerker die je van alles over de dieren kan vertellen. En bijna altijd staan er speeltoestellen en schommels. Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij. 

Slide 17 - Slide

Wat is de kernzin?
A
Je kunt er dieren verzorgen.
B
Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij.
C
Je kunt ze voeden, borstelen en hun stal schoonmaken.
D
Meestal is er wel een medewerker die je van alles over de dieren kan vertellen.

Slide 18 - Quiz

Tekstverbanden
In een tekst staan vaak verschillende verbanden. Als je de verbanden ziet, begrijp je de tekst beter.

Let op signaalwoorden. Die geven het verband aan in de tekst.

Slide 19 - Slide

Een aantal voorbeelden
Tekstverband
Signaalwoorden
Reden
daarom, omdat, namelijk
Tegenstelling
maar, echter, hoewel
Conclusie
kortom, dus
Oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, zodat

Slide 20 - Slide

Jan heeft zijn vmbo-diploma gehaald, waardoor hij kan studeren.
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak en gevolg
D
Tegenstelling

Slide 21 - Quiz

Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd
D
Conclusie

Slide 22 - Quiz

Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 23 - Quiz

Feit, mening of argument?
Feit: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt. Je herkent een argument aan signaalwoorden, zoals: want, omdat, daarom, namelijk. 

Slide 24 - Slide

Tekstdoelen
  • informeren
  • overtuigen
  • overhalen
  • amuseren
  • instrueren/ instructie geven

Slide 25 - Slide

Tekstsoorten
  • column
  • betoog
  • krantenartikel
  • handleiding
  • gebruiksaanwijzing
  • leesboek
  • stripverhaal

Slide 26 - Slide

Samengevat
Tekstsoort
Tekstdoel
Voorbeeld
informatieve tekst
informeren
krantenartikel
betogende tekst
overtuigen, mening beïnvloeden
recensie
overhalende/
activerende tekst
aansporen tot actie
folder
amuserende tekst
vermaken
boek, strip

Slide 27 - Slide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Onderwerp
  • Het onderwerp geeft in één woord of in een aantal woorden aan, waar de tekst over gaat
  • Het onderwerp is nooit een hele zin
  • Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen
  • Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst


Slide 28 - Slide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst weer
  • Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van een tekst
  • Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag : "Wat zegt de schrijver over het onderwerp?"

Slide 29 - Slide

Check:
-Heb je idiomatische uitdrukkingen paraat voor het schrijfexamen?
-Heb je 'moeilijke woorden' paraat voor het schrijfexamen?
-Weet je dat je alle links naar de LessonUp's terug kan vinden bij bestanden in Teams?
-Weet je dat het allerbelangrijkste is dat je gewoon naar je examen gaat 😀 😃 ?

Slide 30 - Slide

Wat kun je doen?
Lijst met verbindingswoorden of oefenexamens maken via facet, schrijfopdrachten inleveren. Voor schrijfvaardigheid: het kandidaatsinfoboekje bestuderen. CE-examen en schrijfexamen: Taalblokken, bijvoorbeeld examentraining of werkwoordspelling of de nieuwe hoofdstukken in Taalblokken
Of kijk bij bestanden in Teams voor samenvattingen van de theorie. Of de LessonUp examentraining schrijven, etc.

Slide 31 - Slide

Succes op je examen

Tot over twee weken!


Slide 32 - Slide