4.2 Kracht en versnelling

4.2 Kracht en versnelling
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.2 Kracht en versnelling

Slide 1 - Slide

Tesla model S 1-100 2,5 s/100

Slide 2 - Slide

Hennessey Venom GT 435 km/u

Slide 3 - Slide

Kracht en versnelling
Kracht en snelheid heeft met elkaar te maken. 

Voor beweging is kracht nodig. 

Slide 4 - Slide

Kracht
Een motor levert aandrijfkracht. 

Dit wordt tegengewerkt door rolwrijving en luchtwrijving. 

Slide 5 - Slide

4.2  kracht en versnelling 





Nettokracht : alle krachten bij elkaar opgeteld !
Let op + of -

Slide 6 - Slide

4.2 kracht en versnelling 
Een eenparige snelheid = Een constante snelheid
  1.   Er is geen kracht Of..
  2.   De nettokracht is 0 N
Een versnelde beweging = Je gaat steeds sneller
  1.   Er is een nettokracht, meewerkend
Een vertraagde beweging = Je gaat steeds langzamer
  1. Er is een nettokracht, tegenwerkende

Slide 7 - Slide

4.2 kracht en versnelling 

Een voorwerp versnelt in de richting van de netto kracht en de versnelling is recht evenredig met die netto kracht.

Slide 8 - Slide

4.2 kracht en versnelling 
Kracht en snelheid hebben met elkaar te maken. 

Voor beweging is kracht nodig.

Hoe groter de massa, hoe meer netto kracht er nodig is om te versnellen.

Slide 9 - Slide

4.2 kracht en versnelling 
Fnetto = m x a

Voorbeeld
Een auto, 1400 kg, heeft een motor die
een kracht levert van 7000 N.
Hoeveel is de versnelling van de auto ?
Maken
VWO : maak 4.3 opgaven 21 t/m 27
Havo : maal 4.3 opgaven 20 t/m 27

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Als de voortstuwende kracht > is dan alle tegenwerkende krachten samen:
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 14 - Quiz

De voortstuwende kracht is < dan alle tegenwerkende krachten samen. Het voorwerp
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 15 - Quiz

De voortstuwende kracht is gelijk aan alle tegenwerkende krachten.
Het voorwerp:
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 16 - Quiz