Schrijven H4 overtuigende tekst

Overtuigende teksten schrijven

Instructiemoment
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Overtuigende teksten schrijven

Instructiemoment

Slide 1 - Slide

Planning
  • 5 min lezen
  • herhaling
  • instructie
  • zelfstandig aan de slag
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Na deze instructie:

* Heb je de regels voor de werkwoordspelling kort herhaald.
* Heb je de opbouw van een tekst herhaald.
* Ken je het belang van een schrijfplan.
* Weet je aan welke eisen een alinea voldoet.

Slide 3 - Slide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 4 - Open question

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 6 - Quiz

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Wij (zetten) de pot op tafel.

Slide 7 - Open question

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
beschermd
B
beschermt

Slide 8 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Ik heb (schaatsen).

Slide 9 - Open question

Wat vind jij:
Het aantal uur gym op school moet verdubbeld worden
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Standpunt en argumenten
Je hebt net je standpunt bepaald over het aantal uur gym op school.
Een standpunt is je mening over een onderwerp. 


Je kunt je mening onderbouwen met argumenten. Dat zijn redenen waarom je iets vindt. 

Slide 11 - Slide

Formuleer nu een argument bij je standpunt over gym

Slide 12 - Open question

Welke woorden gebruik je?
Standpunt
Ik vind dat...
Ik ben van mening dat...
Volgens mij....
Argument
Want....
Immers....
Een reden hiervoor is dat....

Slide 13 - Slide

Sleepvraag


In de volgende slide zie je een sleepvraag.
Sleep de naam van het tekstdeel naar het juiste stuk in de tekst.

Slide 14 - Slide

Inleiding
Middenstuk
Slot

Slide 15 - Drag question

Schrijfplan
In een schrijfplan vul je in wat het 
onderwerp, het 
tekstdoel en de hoofdgedachte
van je tekst zijn. Dan schrijf je van 
elke alinea het deelonderwerp 
op. Daarachter schrijf je in 
steekwoorden de informatie die je 
hebt gevonden.

Slide 16 - Slide

Opdelen in alinea's
Het schrijven van alinea's is nu niet moeilijk meer:
- Schrijf de belangrijkste zin aan het begin of het eind van de alinea.
- Schrijf de woorden onder "aanvullende informatie" in goede zinnen uit.

> Waarom bestaat je middenstuk uit verschillende alinea's?

Slide 17 - Slide

Eisen alinea's
  • Elke alinea snijdt een nieuw (deel)onderwerp aan. De (deel)onderwerpen staan op een logische volgorde. 
  • Elke alinea heeft een kernzin. Een kernzin bevat de belangrijkste informatie, de kern van wat je wilt zeggen in die alinea. De overige zinnen zijn een toelichting of een voorbeeld. 
  • Een alinea is niet te lang of te kort. Een alinea bestaat gemiddeld uit zes zinnen. Een alinea die uit één zin bestaat is geen goede alinea. Vaak hoort deze zin nog bij de alinea ervoor of bij de alinea erachter. 
  • Elke alinea begint op een nieuwe regel.

Slide 18 - Slide

Nu zelf aan de slag!
Je maakt in je schrift: Schrijven H4 startopdracht plus opdracht 1 tot en met 4
Dit is huiswerk voor de 1e les van volgende week.
Succes

Slide 19 - Slide

Wat heb je in deze les geleerd en waardoor heb je dat geleerd?
timer
1:00

Slide 20 - Open question