This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Thema 3
Erfelijkheid
Boek 2B
Slide 1 - Slide
Lesopzet
Nieuw thema - erfelijkheid en evolutie
BS 1 uitleggen
Opdrachten maken
Slide 2 - Slide
Basisstof 1
Genotype en fenotype
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
Je weet wat een gen is
Je kent de begrippen geslachtschromosomen en geslachtscellen en de koppeling
Je kent het verschil tussen genotype en fenotype
Slide 4 - Slide
''Dat rode haar heb je van oma''
''zij heeft de ogen van haar vader''
''Wat lijk je toch op je moeder''
''Jij en je broer hebben dezelfde neus''
"Jij bent zeker van de melkboer"
Slide 5 - Slide
DNA ligt in chromosomen
Slide 6 - Slide
Chromosomenparen
De chromosomen van één cel van een vrouw
46 chromosomen die paren vormen
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Chromosomen bij andere organismen
Slide 9 - Slide
Celdeling
1. Alle chromosomen worden gekopieerd 2. Daarna deelt de cel 3. Elke dochtercel heeft evenveel chromosomen en dezelfde informatie De helft van je informatie krijg je van je moeder, de andere van je vader
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Elke cel bevat genen maar ze zijn niet allemaal actief
Slide 13 - Slide
Gen(en)
Een gen is een stukje erfelijk materiaal, waarmee organismen erfelijke eigenschappen doorgeven aan hun nageslacht.
Genen zijn onderdeel van chromosomen en bestaan uit stukken DNA.
Slide 14 - Slide
Genotype
Je genotype bestaat uit duizenden eigenschappen
De informatie van erfelijke eigenschappen ligt in het DNA in de celkernen - Bijvoorbeeld haarkleur, oogkleur, huidskleur
Slide 15 - Slide
Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen
Fenotype= jouw uiterlijk, hoe je eruit ziet
Genotype De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen.
Fenotype Genotype + invloeden uit het milieu
Slide 16 - Slide
Fenotype
Het fenotype kan altijd veranderen door invloeden uit de omgeving
Bijvoorbeeld;
* haren verven
* bruin worden in de zomer
* kleurlenzen dragen
* littekens
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Hoe komt het fenotype tot stand?
Als informatie uit een gen tot uiting komt in je fenotype noemen we dat genexpressie
Deze genen staan dus "aan"
Slide 19 - Slide
Wat is de relatie tussen genotype en fenotype?
A
Het genotype bepaalt het fenotype
B
Het fenotype bepaalt het genotype
C
Genotype en fenotype hebben geen relatie
D
Het genotype en fenotype zijn hetzelfde
Slide 20 - Quiz
Hiernaast zie je de metamorfose van een vlinder. Verandert tijdens deze metamorfose het genotype van dit organisme? En het fenotype?
A
Genotype wel
Fenotype wel
B
Genotype niet
Fenotype wel
C
Genotype niet
Fenotype niet
D
Genotype wel
Fenotype niet
Slide 21 - Quiz
Door mutaties en geslachtelijke voortplanting ontstaan voortdurend andere genotypen en fenotypen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Luuk en Rens vormen een ééneiige tweeling.
Welke van de volgende uitspraken over de genotypen en fenotypen van Luuk en Rens is juist?
A
De genotypen van Luuk en Rens zijn niet gelijk en de fenotypen ook niet
B
De genotypen van Luuk en Rens zijn gelijk; de fenotypen vertonen kleine verschillen
C
De genotypen van Luuk en Rens zijn niet gelijk, de fenotypen wel
D
De genotypen van Luuk en Rens zijn gelijk en de fenotypen ook
Slide 23 - Quiz
Hebben deze mensen hetzelfde genotype en fenotype?
A
Zelfde genotype / zelfde fenotype
B
Zelfde genotype / verschillend fenotype
C
Verschillend genotype / zelfde fenotype
D
Verschillend genotype / Verschillend fenotype
Slide 24 - Quiz
Is informatie in het DNA genotype of fenotype?
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 25 - Quiz
Zien we hier een voorbeeld van een genotype of fenotype?
A
Genotype
B
Fenotype
C
Geen van beide
D
Allebei
Slide 26 - Quiz
Huiswerk
Wat? Maak opdracht opdracht 1 t/m 6
Hoe? Zelfstandig
Tijd? Tot het einde van de les
Hulp? Na 5 min
Klaar? Schrijf de begrippen van basisstof 4 in je begrippenschrift.
Huiswerk = Opdracht 1 t/m 6
Slide 27 - Slide
Herhaling leerdoelen
-Je weet wat een gen is
-Je kent de begrippen geslachtschromosomen en geslachtscellen en de koppeling