V&U hoofdstuk 3

Verdienen en Uitgeven H3
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 36 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

Verdienen en Uitgeven H3

Slide 1 - Slide

Planning
  • H3 nieuwe SE periode
  • Cijfers deze week
  • Inhoudelijk nabespreken in de les, deze week.

Slide 2 - Slide

SE2



Verdienen & Uitgeven H3 en H4
Europa Geheel (H1 H2 en H3)
PO Wisselkoers (In de les)

Slide 3 - Slide

Plenda
Maandag 9 december
3.1 t/m 3.6 (V&UH3)

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
  • Structuur
  • Kwantiteit Arbeid

Slide 5 - Slide

Lijst BBP
  • Welke landen staan hoog?
  • Waarom?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Lijst BBP
  • Welke landen staan hoog? 
  • Waarom? 

Grote landen met veel inwoners
Middelgrote landen met sterke industrie en/of hoogopgeleide bevolking

Slide 8 - Slide

Structuur
  • Structuur = 'De manier waarop iets in elkaar zit'
  • Structuur economie => de kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren (KANO)
  • Structuur bepaald de trend op de lange termijn
  • Tegenover de 'conjunctuur' => korte termijn schommelingen in de economie

Slide 9 - Slide

Productiefactoren
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap

Slide 10 - Slide


                 Hoogconjunctuur
  
      Hoogconjunctuur





                                                             Laagconjunctuur
                                                                                = gemiddeld

Slide 11 - Slide

Productiecapaciteit
  • Structuur bepaalt de productiecapaciteit van de economie
  • Productiecapaciteit = hoeveel kan er binnen een economie worden geproduceerd met de productiefactoren.
  • Bepaalt de hoogte en groei van BBP op de lange termijn

Slide 12 - Slide

Productiefactor Arbeid
Arbeid
= Aanbod op de arbeidsmarkt
= Beroepsbevolking

Alle mensen die in een land kunnen, mogen en willen werken

  • Kwaliteit => hoe goed is de arbeid?
  • Kwantiteit => hoeveel mensen (FTE) zijn er beschikbaar?


Slide 13 - Slide

Kwantiteit bekeken 
Bepaald door:
  • Omvang van de bevolking
  • Samenstelling van de bevolking (demografie) 
=> leeftijdsverdeling, arbeids(on)geschiktheid
  • voltijd/deeltijd werknemers
  • participatiegraad 
=> participatie vrouwen/minderheden
  • leerplichtleeftijd & pensioenleeftijd 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Demografie

Slide 16 - Slide

Voltijd/deeltijd

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Lesdoelen
  • Structuur economie
  • Kwantiteit productiefactor arbeid

Slide 21 - Slide

Plenda
Maandag 9 december
3.1 t/m 3.6 (V&UH3)

Slide 22 - Slide

Planning
  • Cijfers in somtoday
  • Inhoudelijk nabespreken (inclusief nalopen eigen toets) deze vrijdag

Slide 23 - Slide

Lesdoelen
  • Arbeidsproductiviteit
  • Kwaliteit productiefactor arbeid 
  • Loonkosten per product

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Arbeidsproductiviteit
  • De arbeidsproductiviteit is de gemiddelde productie van één werknemer in een bepaalde periode
  • Hoe meer een werknemer in een bepaalde periode kan produceren, hoe productiever hij/zij is.
  • Hangt af van kwaliteit werknemers (en van kwaliteit kapitaal, latere les)

Slide 27 - Slide

Kwaliteit (hoe goed is het?)
Betere kwaliteit -> hogere arbeidsproductiviteit --> grotere totale productie

  • Opleidingsniveau
  • Specialisatie
  • Arbeidsmentaliteit

Slide 28 - Slide

Opleidingsniveau
Percentage 30-34jarigen met 
afgeronde opleiding Hoger Onderwijs

(donker) blauw = boven gemiddelde EU
(donker) rood = onder gemiddelde EU

Slide 29 - Slide

Specialisatie
Arbeiders die zich specifiek richten een  bepaald onderdeel van het productieproces. Hierdoor worden ze er ook steeds beter in!
  • Opleiding 
=> bijv. hersenchirurg, technisch expert scheepsbouw
  • Ervaring
=> Door een taak langer uit te voeren word je er beter in
  • Organisatie van productie 
=> lopende band, rolverdeling binnen bedrijven

Slide 30 - Slide

Arbeidsmentaliteit
Cultureel/historisch bepaald (gemiddeld)

Bijvoorbeeld:
=> Amerikaanse full-time medewerker maakt gemiddeld 47 uur per week (tov Nederland 36) en neemt zelden vakantie
=> Oost-Duitse medewerkers melden zich gemiddeld vaker ziek en nemen minder initiatief tov West-Duitse medewerkers



Slide 31 - Slide

Loonkosten per product
  • Loonkosten per product zijn doorslaggevend => niet hoogte van het loon!
  • Hoe lager de loonkosten per product, hoe lager de verkoopprijs, hoe sterker de concurrentiepositie.
  • Als de arbeidsproductiviteit sterker stijgt dan de loonkosten, dalen de loonkosten per product en dit versterkt de internationale concurrentiepositie

=> zo kan een land met hoge loonkosten toch concurreren met een lage lonenland!

Slide 32 - Slide

Rekenvoorbeeld
Loonkosten per werknemer in Nederland zijn 20 euro per uur
Loonkosten per werknemer in Brazilië zijn (omgerekend) 5 euro per uur

Nederlandse werknemer produceert 100 theekopjes per uur (=arbeidsproductiviteit)
Braziliaanse werknemer produceert 10 theekopjes per uur

Loonkosten per product Nederland:  20 / 100 = 0,20 euro per theekopje
Loonkosten per product Brazilië: 5/10  = 0,50 euro per theekopje

Slide 33 - Slide

Rekenen indexcijfers
Loonkostenstijging + 5%                         => indexcijfer 105
Stijging arbeidsproductiviteit +10%     => indexcijfer 110

Indexcijfer loonkosten per product:
105/110 x 100 = 95,5
=> loonkosten per product -4,5%

Slide 34 - Slide

Lesdoelen
  • Arbeidsproductiviteit
  • Loonkosten per product
  • Kwaliteit productiefactor arbeid 

Slide 35 - Slide

Plenda
Maandag 9 december
3.1 t/m 3.6 (V&UH3)

Slide 36 - Slide