Zinsontleden herhaling

vandaag
  • Herhalen zinsdelen vorig jaar
  • Nieuw zinsdeel: voorzetselvoorwerp
  • Oefenen op cambiumned.nl
  • Lessonup over het voorzetselvoorwerp
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

vandaag
  • Herhalen zinsdelen vorig jaar
  • Nieuw zinsdeel: voorzetselvoorwerp
  • Oefenen op cambiumned.nl
  • Lessonup over het voorzetselvoorwerp

Slide 1 - Slide

LESDOELEN:
- Ik weet wat een voorzetselvoorwerp is.
- Ik kan een voorzetselvoorwerp onderscheiden van een bijwoordelijke bepaling.

A
Ja
B
Een beetje
C
Alleen met hulp
D
Ik snap er (nog) niks van.

Slide 2 - Quiz

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?
Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
Ik waarschuwde
B
voor
C
voor de gevolgen
D
er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 3 - Quiz

Wat is in deze zin het voorzetselvoorwerp?
'Op de Olympische Spelen twijfelde Bolt nooit aan zijn winst op de 100 meter.'
A
aan zijn winst op de 100 meter
B
Op de Olympische Spelen
C
op de 100 meter
D
aan zijn winst

Slide 4 - Quiz

1. Wil jij je ontfermen (over de nieuwe brugklassers)?
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik herinner hem aan de inleverdatum.
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Voorzetselvoorwerp

Slide 6 - Quiz

In welke zin staat een voorzetselvoorwerpszin?
A
Hoewel ze te laat waren, werd hun niet de toegang ontzegd.
B
Eindelijk is hij arts geworden, wat hij altijd al heeft willen zijn.
C
Ik kan niet geloven dat Jolien en Bas uit elkaar zijn.
D
Helaas hebben ze geen rekening gehouden met wat de site heeft gemeld.

Slide 7 - Quiz

Ik word gek van de nieuwe roosters.

Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?
A
Ik
B
word gek
C
gek van
D
van de nieuwe roosters

Slide 8 - Quiz

Van harte gefeliciteerd met je verjaardag!
Wat is het voorzetselvoorwerp?
A
Van harte gefeliciteerd
B
Van, met
C
Van harte gefeliciteerd met
D
met je verjaardag!

Slide 9 - Quiz

Wat is in deze zin het voorzetselvoorwerp?

Hij | heeft | urenlang | gewacht | op zijn vriendin.
A
Hij
B
heeft gewacht
C
urenlang
D
op zijn vriendin

Slide 10 - Quiz


Wat is het voorzetselvoorwerp in de onderstaande zin?

Mijn liefde voor schrijven heb ik te danken aan een van mijn docenten op de middelbare school.
A
Mijn liefde voor schrijven
B
aan een van mijn docenten
C
aan een van mijn docenten op de middelbare school
D
Ik weet het niet.

Slide 11 - Quiz

Wat is hier het voorzetselvoorwerp? 'De meeste kleine kinderen luisteren graag naar traditionele sprookjes.'
A
kleine kinderen
B
de meeste
C
naar traditionele sprookjes
D
luisteren graag naar

Slide 12 - Quiz

Wat is het voorzetselvoorwerp?

Tijdens de vakantie zijn wij afhankelijk van de hulp van onze buren.
A
Tijdens de vakantie
B
zijn wij afhankelijk
C
zijn afhankelijk
D
van de hulp van onze buren

Slide 13 - Quiz

Is het zinsdeel tussen haakjes
een voorzetselvoorwerp?

Hij is dol [op ijs]?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik reken op zijn hulp.
A
Op zijn hulp = vzv
B
Op zijn hulp = bwb

Slide 15 - Quiz

Het voorzetselvoorwerp is altijd figuurlijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij fietsen door Hardinxveld.
A
door Hardinxveld = vzv
B
door Hardinxveld = bwb

Slide 17 - Quiz

Hij hangt erg (aan zijn moeder).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quiz


Bevat deze zin een voorzetselvoorwerp?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen voorzetselvoorwerp.
B
Ja, de zin bevat één voorzetselvoorwerp.
C
Ja, de zin bevat twee voorzetselvoorwerpen.

Slide 19 - Quiz

'De medewerkers in de vergaderruimte, waterdrinkend door de warmte, luisteren naar hun afdelingshoofd.'

Welk zinsdeel is het voorzetselvoorwerp?
A
in de vergaderruimte
B
door de warmte
C
naar hun afdelingshoofd
D
de medewerkers in de vergaderruimte

Slide 20 - Quiz

Het paard bleef stilstaan voor de hindernis.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Quiz

De rode brandweerauto staat (voor ons huis)
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Quiz

Rico : In een zin kan zowel een voorzetselvoorwerp als een
bijwoordelijke bepaling staan.

Raya : Alle voorzetselvoorwerpen en bijwoordelijke bepalingen
beginnen met een voorzetsel.
A
Rico en Raya hebben beide gelijk.
B
Rico en Raya hebben beide ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 23 - Quiz

Wat is een voorzetselvoorwerp?
A
Een woord waar een voorzetsel voor staat.
B
Een onderwerp dat met een voorzetsel begint.
C
Een zinsdeel dat begint met een vz en dat 'vast' bij een ww hoort.
D
Een zinsdeel waar een voorzetsel in staat.

Slide 24 - Quiz

Wat is het voorzetselvoorwerp?
"Ik pakte de rol koekjes van tafel."
A
De rol koekjes
B
van tafel
C
Ik
D
Er is geen voorzetselvoorwerp.

Slide 25 - Quiz

De medewerkers van de Albert Heijn luisteren naar hun afdelingshoofd.

Welk zinsdeel is het voorzetselvoorwerp?
A
van de Albert Heijn
B
hun afdelingshoofd
C
naar hun afdelingshoofd
D
de medewerkers van de Albert Heijn

Slide 26 - Quiz

Is het zinsdeel tussen haakjes een voorzetselvoorwerp?
Waarom zou je (aan jezelf) twijfelen?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

In een zin kan meer dan één voorzetselvoorwerp staan.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordeljke bepaling?
Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 29 - Quiz