2M2: H2-2.2

Programma
  • Aanwezigheidscontrole
  • 2.2 Oplossen met inklemmen
  • Opgaven maken 
Programma
1 / 28
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma
  • Aanwezigheidscontrole
  • 2.2 Oplossen met inklemmen
  • Opgaven maken 
Programma

Slide 1 - Slide

Aanwezigheidscontrole

Slide 2 - Slide

 Leerdoelen
Je hebt al geleerd:
  • oplossen met grafieken

Deze les leer je:
  • oplossen met INKLEMMEN

Slide 3 - Slide

totaal 12 punten.
Hoeveel is de
letter Z waard?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 4 - Quiz

2.2 oplossen met inklemmen
Hierbij hoort:    2 x H + 11 = 15 

Slide 5 - Slide

Hierbij hoort:
2 x H + 11 = 15
Hoeveel is H?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

2.2 oplossen met inklemmen
Oplossen met inklemmen betekent:
  • getallen proberen
  • erbij zetten: teveel of te weinig 
  • tot het antwoord

Slide 7 - Slide

2.2 oplossen met inklemmen

Slide 8 - Slide

2.2 oplossen met inklemmen
Wij gaan oefenen met een opgave

Slide 9 - Slide

2.2 oplossen met inklemmen
Cindy's inkomsten kan je berekenen met de formule:
inkomsten in € = 3,45 + 4,85t
Zij verdient €37,40
Hoeveel uur heeft zij gewerkt?

Slide 10 - Slide

2.2 oplossen met inklemmen
Cindy's inkomsten kan je berekenen met de formule:
inkomsten in € = 3,45 + 4,85t
Zij verdient €37,40
Hoeveel uur heeft zij gewerkt?
Je start met een vergelijking opstellen
             ...............    +    ..................   = ...................

Slide 11 - Slide

Wat wordt
de vergelijking?
A
3,45 + 4,85t
B
37,40
C
3,45 + 4,85t = 37,40

Slide 12 - Quiz

2.2 oplossen met inklemmen
Na de vergelijking getallen proberen.
zet er achter: te veel, te weinig of klopt

Slide 13 - Slide

t = 10
Wat zet jij neer?
A
t = 10 ) 8,30 te weinig
B
t = 10 ) 51,95 te veel
C
t = 10 ) 37,40 klopt

Slide 14 - Quiz

t = 5
Wat zet jij neer?
A
t = 10 ) 27,70 te weinig
B
t = 10 ) 40,50 te veel
C
t = 10 ) 37,40 klopt

Slide 15 - Quiz

t=10 gaf €51,95 (te veel)
t = 5 gaf € 27,70 (te weinig)
Welke t kies je nu?
A
t = 3
B
t = 7
C
t = 12

Slide 16 - Quiz

t = 7
Wat zet jij neer?
A
t = 7 ) 32,50 te weinig
B
t = 7 ) 41,80 te veel
C
t = 7 ) 37,40 klopt

Slide 17 - Quiz

Wat zet jij
als laatste neer?
A
Zij heeft 7 uur gewerkt
B
niets, jij bent klaar
C
niets, je kleurt nog wel 7 met een markeerstift
D
niets, je maakt nog wel een mooie tekening

Slide 18 - Quiz

2.2 oplossen met inklemmen
Alle stapjes die wij hebben gedaan, moet jij ook opschrijven 
als je een opgave maakt

Slide 19 - Slide

2.2 oplossen met inklemmen
Nog een opgave

Slide 20 - Slide

Wat wordt
de vergelijking?
A
3 + 0,10k = 53
B
53
C
3 + 0,10k

Slide 21 - Quiz

t = 20
Wat zet jij neer?
A
t = 20 ) 5 te weinig
B
t = 20 ) 203 te veel
C
t = 20 ) 53 klopt

Slide 22 - Quiz

t = 200
Wat zet jij neer?
A
t = 200 ) 23 te weinig
B
t = 200 ) 203 te veel
C
t = 20 ) 53 klopt

Slide 23 - Quiz

t = 500
Wat zet jij neer?
A
t = 500 ) 43 te weinig
B
t = 500 ) 203 te veel
C
t = 500 ) 53 klopt

Slide 24 - Quiz

t = 500 gaf het goede antwoord.
Ben je nu klaar?
A
Nee
B
Ja

Slide 25 - Quiz

t=500 gaf €53
Wat zet jij
als laatste neer?
A
Zij heeft 500 koopzegels
B
niets, je bent klaar
C
niets, je kleurt nog wel 7 met een markeerstift
D
niets, je maakt nog wel een mooie tekening

Slide 26 - Quiz


Begreep je wat er deze les is uitgelegd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Opgaven maken
2.2:
15, 17, 20, 22, 23, 24, 25, 28, 29, 30, 31, 32

Slide 28 - Slide