Nederlands les 3

• Nederlands
• HBO
• Studiejaar 1

Welkom bij Nederlands

Leerdoelen

Wanneer is de beknopte bijzin goed?

Wanneer mag je wel/niet delen van een zin samentrekken?

Wanneer gebruik je - ?

Wanneer meew.vwp./lijd.vwp?

Wanneer hen/hun?

Het koppelteken?
Wanneer plaats je er een?

Hoe vind je
het lijdend voorwerp?

lijdend voorwerp (LV)

wie of wat + pv + ow + de rest van het gezegde 

Hoe vind je het
meewerkend voorwerp?

aan wie of voor wie + pv  + ow

Meewerkend voorwerp (MV)

Aan wie of voor wie + pv + ow  

Op grond van wat bepaal je
of een samentrekking goed of
fout is? Noem drie zaken.

samenvoegen (woorden weglaten) alleen bij 3 voorwaarden

1-  Dezelfde gramaticale vorm enkelvoud of meervoud 

 

fout: Er wordt een drempel aangelegd en huizen gebouwd.

samenvoegen (woorden weglaten) alleen bij 3 voorwaarden

2- Dezelfde betekenis 

Fout: Ik laat de hond uit en mijn telefoon vallen. 

samenvoegen (woorden weglaten) alleen bij 3 voorwaarden

3-  Dezelfde gramaticale betekenis (LV of MV) 

Fout: 

Zij heeft haar vriendin opgebeld en gezegd dat ze niet komt.

1e zin:           haar vriendin =  (LV)       

weggelaten in 2e zin:          ze heeft haar vriendin (MV)                                    

Correcte of foutieve samentrekking? Leg uit waarom!

De klantmanager bood mij wat te drinken en zijn excuses aan.

Is de beknopte bijzin goed of fout? Licht kort toe

Naar de rechtswinkel lopend begon het hard te regenen.

Foute beknopte bijzin. Het onderwerp in de hoofdzin is het en dat is niet de persoon in de bijzin.

Je zou ervan kunnen maken:

- Terwijl ik naar de rechtswinkel liep, begon het hard te regenen.

- Naar de rechtswinkel lopend merkte ik dat het hard begon te regenen.

Waar is het weglatingsstreepje correct gebruikt?

1. in voor- en tegenspoed
2. bestuurs- en strafrecht
3. in voorspoed en tegen-
4. straf- en bestuursrecht

Benoem het zinsdeel: een hand

De medewerker van het juridisch loket geeft de cliënt een hand.

Benoem het zinsdeel: een gigantische caseload

De medewerkers van het UWV hebben een gigantische caseload op dit moment.

Benoem het zinsdeel: aan wie

Aan wie heb je de informatie over de zaal verteld?

Ik ben gisteren met ...... meegefietst en heb ....... daarna getrakteerd op pizza.

1. hen/hun
2. hen/hen
3. hun/hen
4. hun/hun

met = voorzetsel dus hen 

hen is hier het LV

De getuigen zitten naast elkaar op de bank.
Ik zie ......

1. hen
2. hun

Lijdend voorwerp = hen

Ik geef ........... de opdracht de zaak uit te zoeken.

1. hen
2. hun

Meewerkend voorwerp zonder ‘aan’ = hun.

Lijdend voorwerp = De opdracht.

Geef je de papieren aan.........

1. hen
2. hun

Meewerkend voorwerp na voorzetsel ‘aan’ = hen.Lijdend voorwerp = de papieren.

De door .......... gecheckte gegevens worden doorgegeven.

1. hen
2. hun

Na een voorzetsel ‘door’= hen.

Ik heb ......... alles duidelijk verteld.

1. hen
2. hun

Lijdend voorwerp = Alles

Meewerkend voorwerp zonder ‘aan’ = hun

Maak nu een zin met een foutieve samentrekking met de constructie:
'op hebben'

TEST JEZELF!

https://www.taalvoutjes.nl/quizzen

Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Reflectie
Wat heb ik geleerd in deze les?

Reflectie
Wat ga ik nog oefenen voor de toets?

Bedankt!!

Bereid de volgende les goed voor!

Tot volgende week