3)HAVO 2 - HOOFDLETTERS LEESTEKENS: hoofdletters, komma's, tussenwerpsel, aanhalingstekens AANPASSEN

SO S2 + LT2
Woensdag 12 april
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

SO S2 + LT2
Woensdag 12 april

Slide 1 - Slide

Leestekens LT2.1
Aan het einde van LT2.1: 
weet je dat een hoofdletter aan het begin van de zin staat, maar ook midden in de zin kan voorkomen; 
weet je ook wanneer je in het Nederlands juist geen hoofdletter gebruikt; 
weet je dat je een hoofdletter gebruikt bij zinnen in de directe rede; 
kun je zelf de hoofdletters in zinnen plaatsen. 

Slide 2 - Slide

Hoofdletters midden in de zin
Namen van personen: Paula praat met meneer Janssen over haar nieuwe baan.

Dit is Paul van Zundert - Dit is P. van Zundert.
Bij een voorletter / voornaam schrijf je van met een kleine letter.

Dit is mijn meneer Van Zundert.
Als er geen voorletter / voornaam staat, schrijf je van met een hoofdletter.


Slide 3 - Slide

Hoofdletters midden in de zin
Namen van organisaties, merken, producten: 
Greenpeace vindt dat Adidas geen rubber meer mag gebruiken voor het maken van schoenen.

Slide 4 - Slide

Hoofdletters midden in de zin
Aardrijkskundige namen, volken en talen: 
In Zwitserland spreken de inwoners ook Frans. Let op! Zuid-Holland, Noord-Amerika. 
Straatnamen: 
Ik woon al jaren in dat huis op de Dorpsstraat



Slide 5 - Slide

Hoofdletters midden in de zin
Historische gebeurtenissen en kalendergebruiken:  
Hij leefde tijdens de Tweede Wereldoorlog

Religieuze en culturele begrippen:  
Morgen vieren we Pasen bij mijn oom en tante. 




Slide 6 - Slide

Uitzonderingen!
Let op! 
Woorden die zijn afgeleid van de feestdag (maar niet de officiële naam hebben) krijgen geen hoofdletter: kerst, eerste kerstdag, eerste paasdag, carnaval.
Namen van religies en aanhangers van religies krijgen ook geen hoofdletter: christendom, islamiet, jood . 




Slide 7 - Slide

Hoofdletters midden in de zin
Namen van boeken, films en liedjes: 
In De helaasheid der dingen schrijft Verhulst over het liedje Pretty Woman. 






Slide 8 - Slide

Geen hoofdletters
 • de dagen van de week: maandag, dinsdag; 
• de maanden: december, april; 
• de seizoenen: winter, zomer; 
• de windstreken: noordoost, zuidoost, noorden, zuiden; 
• tijdperken: middeleeuwen, renaissance; (Let op! Historische  gebeurtenissen zijn wel met een hoofdletter, Tweede Wereldoorlog)
• munteenheden: kroon, euro, dollar. 
 






Slide 9 - Slide

Hoofdletters midden in de zin
Een zin in de directe rede laat zien wat er letterlijk gezegd wordt. 
Lara zei: "Ik ga naar huis." 
Lara zei dat ze naar huis ging (indirecte rede).

 






Slide 10 - Slide

Hoofdletters midden in de zin
Gaat het om gedachten? GEEN hoofdletter en ook GEEN  aanhalingstekens (")! 
Ik dacht: ik ga vanavond vroeg naar bed.

 






Slide 11 - Slide

We vieren Kerst altijd met opa en oma.
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Tijdens de eerste wereldoorlog zijn er veel mensen overleden.
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Wat is de koers van de euro ten opzichte van de dollar?
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Elke Maandag gaat zij bij haar moeder op bezoek.
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Zou Nike een bekender merk zijn dan adidas?
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Oefenen met leestekens
1) S2 helemaal af? Deze maak je eerst af!
2) Maken Studyflow Leestekens LT2.1 I t/m V (LET OP VI HOEFT NIET)
3) Klaar? Maken LT2.2 + LT2.3
4) Klaar? Op zoek naar een leuk leesboek > zie opdrachten in Magister.me, maandag 3 april neem je je leesboek mee naar de les.

Slide 17 - Slide

Leestekens LT2.2
Aan het einde van Leestekens L2.2:
• weet je dat je een komma gebruikt als iemand direct aangesproken wordt; 
• weet je wat een tussenwerpsel is en dat een komma ook voor en/of achter een tussenwerpsel staat; 
• weet je dat je komma's zet voor en achter een zinsdeel dat je ook kunt weglaten uit de zin; 
• weet je dat tussen de hoofdzin en de bijzin vaak een komma staat; 
• kun je in zinnen de komma's op de juiste plaats zetten. 

Slide 18 - Slide

Je gebruikt een komma...
Als je iemand aanspreekt:
Wanneer je iemand direct aanspreekt, gebruik je een komma. 
Teun, kom je straks mee voetballen? 
Doe je mee, Fleur?


Slide 19 - Slide

Je gebruikt een komma...
Voor of na een tussenwerpsel. Tussenwerpsels zijn woorden of woordgroepen die losstaan van de rest van de zin. Tussenwerpsels drukken vaak een emotie uit.
Nou, nou, zo kan ie wel weer! 
Poeh, dat was een lange wandeling. 




Slide 20 - Slide

Je gebruikt een komma...
De koning van Nederland, Willem Alexander, is op staatsbezoek in Noorwegen geweest. 
Onze lerares Duits, een slimme vrouw van rond de vijftig, bereidt haar lessen altijd goed voor. 
In de voorbeelden staat er telkens een zinsdeel tussen komma's. Dat zinsdeel heet een bijstelling en het geeft extra informatie. 



Slide 21 - Slide

Je gebruikt een komma...
Voegwoorden geven het verband tussen twee zinnen aan. Voor een voegwoord komt meestal een komma (behalve voor de voegwoorden en en of). De komma geeft een korte adempauze. 
Ik was bang dat we zouden verliezen, totdat Bram plotseling drie keer achter elkaar scoorde. 
Ik wil graag schaatsen, maar dan moet het ijs wel dik genoeg zijn. 





Slide 22 - Slide

Je moet de vraag, goed lezen voordat je een antwoord opschrijft.
Staat de komma goed?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Hij liet zijn hond, de lieve labrador Bob, op het veldje spelen.
Staat de komma goed?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Aha, ik begrijp nu wat je bedoelt.
Staat de komma goed?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

Meisjes houd nu eens op met kletsen!
Waar moet de komma staan?
A
Er hoeft geen komma in deze zin te staan.
B
Meisjes houd, nu eens op met kletsen!
C
Meisjes, houd nu eens op met kletsen!
D
Meisjes houd nu eens op, met kletsen!

Slide 26 - Quiz

De training ging niet door want bijna iedereen was op vakantie.
Waar moet de komma staan?
A
want,
B
, want
C
, iedereen
D
iedereen,

Slide 27 - Quiz

Leestekens LT2.3
Aan het einde van L2.3:
• kun je aanhalingstekens en de dubbele punt op de juiste plaats zetten bij letterlijke uitspraken (citaten); 
• weet je dat aanhalingstekens ook worden gebruikt bij ironisch taalgebruik en bij het benadrukken van bepaalde woorden. 

Slide 28 - Slide

Dubbele punt
Opsomming:
Je kunt je opgeven voor verschillende activiteiten: tennis, buikdansen, volleybal en salsa.
Een verklarende opmerking 
Er zijn dus twee oplossingen: of je houdt nu je mond, of je pakt je spullen en je gaat. 


Slide 29 - Slide

Dubbele punt
Citaat: 
In het grammaticaboek staat: "Een zin begin je met een hoofdletter en eindig je met een punt, een vraagteken of een uitroepteken." 



Slide 30 - Slide

Aanhalingstekens
Kijk goed, waar staat de komma en waar staan de aanhalingstekens?
"Ik ga slapen," zei mijn broertje, "want ik ben zo moe." 
"Hij is zijn sportschoenen weer vergeten," zei de gymleraar, "het zal eens niet zo zijn." 
"Ik kom al," riep Sander, "nog even mijn veters strikken." 




Slide 31 - Slide

Aanhalingstekens
Let op!
Als iemand iets denkt, schrijf je geen aanhalingstekens en geen hoofdletters.
Ik dacht: ik ga niks meer doen als ik thuis kom.





Slide 32 - Slide

Enkele aanhalingstekens
Je kunt ook enkele aanhalingstekens gebruiken: '...' 
 Als je een woord ironisch bedoelt: 
Hij eet vanavond weer eens 'gezond'. (Je bedoelt hamburgers met frietjes.) 
Dat was nog eens een 'nieuwtje'. (Dat was dus oud nieuws.) 






Slide 33 - Slide

Enkele aanhalingstekens
Je kunt ook enkele aanhalingstekens gebruiken: '...' 
Als je een woord in de tekst wilt benadrukken, omdat het een bijzonder of ongebruikelijk woord is: 
De leerlingen vonden dat wel 'chill'. 
Hun gedrag was erg 'aso'.  







Slide 34 - Slide

Ik dacht: "wat een suffe middag is dit."
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quiz

De jongens schreeuwden: "Kom hier, of we pakken je rugzak af!"
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quiz

De zogenaamde chickflicks worden steeds populairder.
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quiz

"Ik kom al," riep hij, nog even plassen.
"Ik kom al," riep hij, "nog even plassen."
Welke zin is goed?
A
De eerste zin
B
De tweede zin

Slide 38 - Quiz

Er zijn dus twee mogelijkheden, we gaan met de auto of met de fiets.
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quiz

Er zijn dus twee mogelijkheden, we gaan met de bus of met de trein.
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 40 - Quiz

"Ga je mee," riep hij, anders komen we te laat.
"Ga je mee," riep hij, "anders komen we te laat."
Welke zin is goed?
A
De eerste zin
B
De tweede zin

Slide 41 - Quiz

We aten lauwe andijvie met doorgekookte aardappels, een "heerlijke" maaltijd!
Is deze zin goed geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 42 - Quiz

1) Als lunch hadden we verschillende dingen soep, broodjes en melk.
2) Als lunch hadden we verschillende dingen: soep, broodjes en melk.
A
Zin 1 is goed
B
Zin 2 is goed

Slide 43 - Quiz

Maken in Studyflow
- Leestekens LT2.2 + LT2.3 
- Alle onderdelen van S2 moeten ook af zijn
- Test Jezelf S2 + Test Jezelf LT2
Heb je dit vrijdag 7 april niet af? Dan kom je het 9e uur terug om dit af te maken.
Klaar?
- Lezen in je leesboek 


Slide 44 - Slide