This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Oefening voor de toets!
Slide 1 - Slide
OPDRACHT
Eerst een paar theorievragen...
Slide 2 - Slide
Een zin in de gebiedende wijs heeft GEEN onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Een voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt, schrijf je...
A
Zo kort mogelijk.
B
Zo lang mogelijk.
Slide 4 - Quiz
Hoe kun je de persoonsvormen zoeken in en samengestelde zin?
A
Een vraagzin maken.
B
De zin van tijd veranderen.
Slide 5 - Quiz
OPDRACHT
Je krijgt dadelijk steeds een zin te zien. Van één woord uit die zin moet jij aangeven of het de persoonsvorm of het
voltooid deelwoord is.
Slide 6 - Slide
Vanmorgen werd er een pakketje bezorgd. werd is......
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 7 - Quiz
In dat restaurant is een tafeltje voor ons gereserveerd. gereserveerd is een:
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
Slide 8 - Quiz
Twee gidsen laten ons Berlijn zien. laten is een ...
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
Slide 9 - Quiz
De verslaggever beschrijft de situatie na de overstroming. beschrijft is een ...
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 10 - Quiz
Waar ga jij naartoe deze zomer? Waar is een ...
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Geen van beide
Slide 11 - Quiz
OPDRACHT
Welk woord past in de zin? Kies steeds het juiste antwoord. Denk aan de spellingsregels!
Slide 12 - Slide
Ik .... jou stevig vast.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 13 - Quiz
Hij ... niet van oneerlijke mensen.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 14 - Quiz
Ik ... hard om zijn mop.
A
lachte
B
lachde
C
lachten
D
lachtte
Slide 15 - Quiz
De trainer ... dat we beter ons best moeten doen.
A
vind
B
vindt
Slide 16 - Quiz
De baby van de buren ... 's nachts heel slecht.
A
slaapte
B
slaapde
C
sliep
D
slaapten
Slide 17 - Quiz
De docent ... al mijn vragen over de leerstof.
A
beantwoord
B
beantwoordt
Slide 18 - Quiz
De docent ... al mijn vragen over de leerstof.
A
beantwoorde
B
beantwoordde
C
beantwoorden
D
beantwoordden
Slide 19 - Quiz
Heb jij toestemming aan je ouders ...
A
gevraagd
B
gevraagt
C
gevraagdt
Slide 20 - Quiz
Het werkstuk is nog mooier geworden dan ...
A
gehoopt
B
gehoopd
C
gehoopdt
Slide 21 - Quiz
Pas op, de muren zijn net ...
A
geverft
B
gevervt
C
geverfd
D
gevervd
Slide 22 - Quiz
OPDRACHT
Vul zelf de juiste vorm van het werkwoord in.
Let op: tt = tegenwoordige tijd en vt = verleden tijd
Slide 23 - Slide
weigeren (tt) De hond ... te gehoorzamen.
Slide 24 - Open question
mogen (vt) Gisteren ... Gina de paarden verzorgen.
Slide 25 - Open question
kleven (tt) Het snoepje ... aan mijn tanden.
Slide 26 - Open question
kleven(vt) De snoepjes ... aan onze tanden.
Slide 27 - Open question
raden (tt) Volgens mij … niemand het antwoord.
Slide 28 - Open question
raden (vt) Volgens mij … niemand het antwoord.
Slide 29 - Open question
verhuizen (tt) Volgend jaar … dit bedrijf naar een nieuw pand.
Slide 30 - Open question
verhuizen (vt) Vorig jaar … wij van een dorp naar een stad.
Slide 31 - Open question
OPDRACHT
Maak van elke 'gewone' zin een zin in de gebiedende wijs.
Slide 32 - Slide
Je moet naar school gaan.
Slide 33 - Open question
Wil je nog even boodschappen doen?
Slide 34 - Open question
Je moet echt eens volwassen worden.
Slide 35 - Open question
OPDRACHT
Let op de voltooid deelwoorden bijvoeglijk gebruikt
Slide 36 - Slide
In welke zin is het bijvoeglijk naamwoord goed geschreven?
A
De gebraden kip smaakt lekker.
B
De gebrade kip smaakt lekker.
Slide 37 - Quiz
In welke zin is het bijvoeglijk naamwoord goed geschreven?
A
De vergrote foto is erg mooi.
B
De vergrootte foto is erg mooi.
Slide 38 - Quiz
In welke zin is het bijvoeglijk naamwoord goed geschreven?
A
De gehaatte dictator stopt met werken.
B
De gehate dictator stopt met werken.
Slide 39 - Quiz
OPDRACHT
Welke zin is goed geschreven?
Slide 40 - Slide
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren gebeurt.
B
Het is gisteren gebeurd.
Slide 41 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Ik vindt dat dieren een goed leven moeten hebben.
B
Ik vind dat dieren een goed leven moeten hebben.
Slide 42 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Wij haastten ons gisteren naar de bus.
B
Wij haasten ons gisteren naar de bus.
Slide 43 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij heeft zich bij mij gemeld.
B
Hij heeft zich bij mij gemeldt.
C
Hij heeft zich bij mij gemelt.
Slide 44 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Annie vluchte de wc in.
B
Annie vluchtte de wc in.
Slide 45 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het bruidspaar heeft de hele avond gedanst.
B
Het bruidspaar heeft de hele avond gedansd.
Slide 46 - Quiz
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Je rijdt in een luxe wagen.
B
Je rijd in een luxe wagen.
Slide 47 - Quiz
OPDRACHT
Elke tekst bevat een spellingsfout. Zie jij welk woord er fout is geschreven? Noteer EERST het foutgespelde woord en DAARNA hoe het woord wel geschreven moet worden.
Voorbeeld: praaten - praten
Slide 48 - Slide
Goed kunnen spellen en schrijven is nog steeds belangrijk, want op een sollicitatiebrief met spelfouten wordt je keihard afgerekend.
Slide 49 - Open question
Hij word iedere dag door zijn vriendin gebeld.
Slide 50 - Open question
Rob baalde flink toen zijn nieuwe fiets gestolen werdt.
Slide 51 - Open question
De kapper heeft mijn haar geverfd, helaas is het kleuren niet geslaagt.