Werkwoordspelling basis 3

 Oefening voor de toets! 
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Oefening voor de toets! 

Slide 1 - Slide

OPDRACHT
Eerst een paar theorievragen... 

Slide 2 - Slide

Een zin in de gebiedende wijs heeft GEEN onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Een voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt, schrijf je...
A
Zo kort mogelijk.
B
Zo lang mogelijk.

Slide 4 - Quiz

Hoe kun je de persoonsvormen zoeken in en samengestelde zin?
A
Een vraagzin maken.
B
De zin van tijd veranderen.

Slide 5 - Quiz

OPDRACHT
Je krijgt dadelijk steeds een zin te zien. Van één woord uit die zin moet jij aangeven of het de persoonsvorm of het 
voltooid deelwoord is. 

Slide 6 - Slide

Vanmorgen werd er een pakketje bezorgd.
werd is......
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

In dat restaurant is een tafeltje voor ons gereserveerd.
gereserveerd is een:

A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord

Slide 8 - Quiz

Twee gidsen laten ons Berlijn zien.
laten is een ...
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

De verslaggever beschrijft de situatie na de overstroming.
beschrijft is een ...
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Waar ga jij naartoe deze zomer?
Waar is een ...
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Geen van beide

Slide 11 - Quiz

OPDRACHT
Welk woord past in de zin? Kies steeds het juiste antwoord. Denk aan de spellingsregels!

Slide 12 - Slide

Ik .... jou stevig vast.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 13 - Quiz

Hij ... niet van oneerlijke mensen.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 14 - Quiz

Ik ... hard om zijn mop.
A
lachte
B
lachde
C
lachten
D
lachtte

Slide 15 - Quiz

De trainer ... dat we beter ons best moeten doen.
A
vind
B
vindt

Slide 16 - Quiz

De baby van de buren ... 's nachts heel slecht.
A
slaapte
B
slaapde
C
sliep
D
slaapten

Slide 17 - Quiz

De docent ... al mijn vragen over de leerstof.
A
beantwoord
B
beantwoordt

Slide 18 - Quiz

De docent ... al mijn vragen over de leerstof.
A
beantwoorde
B
beantwoordde
C
beantwoorden
D
beantwoordden

Slide 19 - Quiz

Heb jij toestemming aan je ouders ...
A
gevraagd
B
gevraagt
C
gevraagdt

Slide 20 - Quiz

Het werkstuk is nog mooier geworden dan ...
A
gehoopt
B
gehoopd
C
gehoopdt

Slide 21 - Quiz

Pas op, de muren zijn net ...
A
geverft
B
gevervt
C
geverfd
D
gevervd

Slide 22 - Quiz

OPDRACHT
Vul zelf de juiste vorm van het werkwoord in.
Let op: tt = tegenwoordige tijd en vt = verleden tijd

Slide 23 - Slide

weigeren (tt)
De hond ... te gehoorzamen.

Slide 24 - Open question

mogen (vt)
Gisteren ... Gina de paarden verzorgen.

Slide 25 - Open question

kleven (tt)
Het snoepje ... aan mijn tanden.

Slide 26 - Open question

kleven(vt)
De snoepjes ... aan onze tanden.

Slide 27 - Open question

raden (tt)
Volgens mij … niemand het antwoord.

Slide 28 - Open question

raden (vt)
Volgens mij … niemand het antwoord.

Slide 29 - Open question

verhuizen (tt)
Volgend jaar … dit bedrijf naar een nieuw pand.

Slide 30 - Open question

verhuizen (vt)
Vorig jaar … wij van een dorp naar een stad.

Slide 31 - Open question

OPDRACHT
Maak van elke 'gewone' zin een zin in de gebiedende wijs.  

Slide 32 - Slide

Je moet naar school gaan.

Slide 33 - Open question

Wil je nog even boodschappen doen?

Slide 34 - Open question

Je moet echt eens volwassen worden.

Slide 35 - Open question

OPDRACHT
Let op de voltooid deelwoorden bijvoeglijk gebruikt 

Slide 36 - Slide

In welke zin is het bijvoeglijk naamwoord goed geschreven?
A
De gebraden kip smaakt lekker.
B
De gebrade kip smaakt lekker.

Slide 37 - Quiz

In welke zin is het bijvoeglijk naamwoord goed geschreven?
A
De vergrote foto is erg mooi.
B
De vergrootte foto is erg mooi.

Slide 38 - Quiz

In welke zin is het bijvoeglijk naamwoord goed geschreven?
A
De gehaatte dictator stopt met werken.
B
De gehate dictator stopt met werken.

Slide 39 - Quiz

OPDRACHT
Welke zin is goed geschreven?

Slide 40 - Slide

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren gebeurt.
B
Het is gisteren gebeurd.

Slide 41 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Ik vindt dat dieren een goed leven moeten hebben.
B
Ik vind dat dieren een goed leven moeten hebben.

Slide 42 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Wij haastten ons gisteren naar de bus.
B
Wij haasten ons gisteren naar de bus.

Slide 43 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij heeft zich bij mij gemeld.
B
Hij heeft zich bij mij gemeldt.
C
Hij heeft zich bij mij gemelt.

Slide 44 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Annie vluchte de wc in.
B
Annie vluchtte de wc in.

Slide 45 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het bruidspaar heeft de hele avond gedanst.
B
Het bruidspaar heeft de hele avond gedansd.

Slide 46 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Je rijdt in een luxe wagen.
B
Je rijd in een luxe wagen.

Slide 47 - Quiz

OPDRACHT
Elke tekst bevat een spellingsfout. Zie jij welk woord er fout is geschreven? Noteer EERST het foutgespelde woord en DAARNA hoe het woord wel geschreven moet worden. 
Voorbeeld:  praaten - praten

Slide 48 - Slide


Goed kunnen spellen en schrijven is nog steeds belangrijk, want op een sollicitatiebrief met spelfouten wordt je keihard afgerekend.

Slide 49 - Open question

Hij word iedere dag door zijn vriendin gebeld.

Slide 50 - Open question

Rob baalde flink toen zijn nieuwe fiets gestolen werdt.

Slide 51 - Open question

De kapper heeft mijn haar geverfd, helaas is het kleuren niet geslaagt.

Slide 52 - Open question