Examen 2016-1 Nederlands

examen 2016
Nederlands 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

examen 2016
Nederlands 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

vraag 10

Slide 11 - Mind map

vraag 11

Slide 12 - Mind map

Vraag 12

Slide 13 - Mind map

vraag 13
De vraag beantwoorden met 'ja' of 'nee' en dan vervolgens toelichten in niet meer dan 20 woorden.

Als je naar de kopjes kijkt, weet je dat je in deel 2 naar een antwoord moet zoeken.

Slide 14 - Slide

Vraag 13
Kijk weer in alinea 7, want daar staan de conclusies uit deel 2
Ja (het is gerechtvaardigd om onwaarheden te vertellen) 1
• want onwaarheden zijn essentieel om onze maatschappij te laten functioneren / 
zijn een smeermiddel in onze maatschappij / 
want zonder onwaarheden kan de maatschappij niet functioneren 

Slide 15 - Slide

Vraag 14
De alinea waarin je moet kijken voor je antwoord wordt al gegeven. Daarnaast wordt ook verteld hoe je je antwoord moet beginnen.
Ga niet te snel! Eerst zet je op een rij wat er in het tekstfragment gebeurt. Wat gebeurt er bij de voorbeelden. 
Daarna kijk je in alinea 4 en bepaal je waarom het liegen is. 

Slide 16 - Slide

Vraag 14
Zie het begin van alinea 4!

(Er is sprake van liegen, want) 
het gaat om bewust misleiden door ouders /
(want) kinderen zijn nog makkelijk te misleiden (ook al menen ouders hun dreigementen niet).

Slide 17 - Slide

Vraag 15
Wat weten we ook alweer over een samenvatting?

- geen details/voorbeelden
- kijk goed waar de antwoordopties in de tekst terugkomen. Hier heb je mazzel, want de regelnummers staan erachter. 

Slide 18 - Slide

Vraag 15
Antwoord B hoort er niet bij.
Deze zin heeft toelichting nodig en maakt weinig duidelijk over het onderwerp.  
De zin zegt niets over het belang, de mechanismen en de functie van waarheidsvermijding. 

Slide 19 - Slide

Verder...
H5B - uitleg argumentatiestructuren e.d. blz. 48

H5E - filmpje drogredenen 
Tekst 2 - blz. 83 - eerst doorlezen en markeren!

Slide 20 - Slide

Bespreken tekst 2 en tekst 3 (blz. 83)
Je ziet bovenaan tekst 2 al staan dat tekst 3 een reactie zal zijn op tekst 2.
Dan weet je: er komen overkoepelende vragen.
Dus markeren is extra belangrijk!

Slide 21 - Slide

Tekst 2 - vraag 16
Een meerkeuzevraag. 
Je streept de foute antwoorden weg.
Een constatering en een aanduiding zou beide kunnen...
constatering = de schrijver stelt iets vast, merkt iets op.
aanduiding =  de schrijver maakt iets duidelijk.
Lees dan ook het tweede gedeelte van de antwoordoptie.

Slide 22 - Slide

Vraag 17
De vraag verwijst naar de eerste zin van een nieuwe alinea.
Als je de zin leest, weet je eigenlijk al dat de rest van de alinea en eventueel de tekst erna het antwoord bevat.

In alinea 5 staan 3 redenen en alinea 6 start met de 4e reden. 

Slide 23 - Slide

Vraag 18 kijk je zelfstandig na

Slide 24 - Slide

Vraag 19 - hoofdgedachte!
Welk van de antwoordopties gaat over de gehele tekst?
Zodra je dat bekijkt, kom je op het goede antwoord. 

Slide 25 - Slide

Vraag 20
Een meerkeuzevraag met antwoorden die twee delen bevatten.

Ook deze vraag laat het belang van markeren zien....

Slide 26 - Slide

Tekst 3 (de reactie!) vraag 21 en 22
We kijken samen even naar deze alinea's.

Antwoord op 21 staat op de volgende slide

Slide 27 - Slide

De kern van een goed antwoord is:
• voor de boekenbranche worden vooral de digitalisering, de ontlezing en de bestselleritis als bedreigend gezien 1
• tegenstelling aanduidend element, bijvoorbeeld ‘maar’ 1
• digitalisering is eerder verkoopbevorderend dan nadelig 1
• met de ontlezing valt het wel mee / ontlezing is al jaren een spookfenomeen / bij sommige jongeren is lezen helemaal in 1
• bestselleritis bestaat al lang / met bestselleritis is niets nieuws onder de zon 1
• uitgevers blijven toch boeken uitgeven waar hun hart sneller van gaat kloppen 1

Slide 28 - Slide

23. De drogreden 
Zoek eerst in de tekst het gedeelte waar het over gaat weer op (r.69-75)
Wat doet de schrijver hier? Welk standpunt wordt onderbouwd met deze drogreden?
Bekijk de antwoordopties en kies uit wat er in de onderbouwing gebeurt. 

Slide 29 - Slide

24, 25, 26 en 27
Zelf nakijken

24. Daar helpen twee opsommende signaalwoorden jou aan het juiste antwoord. 

Slide 30 - Slide

vraag 28

Slide 31 - Mind map

vraag 29

Slide 32 - Mind map

De rest van de vragen kijk je zelf na


Twijfel je over of je iets goed moet keuren? vraag mij!

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Verder met het examen
Maak tekst 2 - blz. 83-84
Lees eerst de tekst door. 
Markeer, onderstreep, omcirkel etc. in de tekst!

Maak daarna de vragen. 

Slide 36 - Slide