2016- I 2/3 Of een megaseller, of bijna niets / Eindelijk gebeurt er iets in het boekenvak
Examentraining
2016-I tekst 2: Of een megaseller, of bijna niets
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Examentraining
2016-I tekst 2: Of een megaseller, of bijna niets
Slide 1 - Slide
Vraag 16
Welke opmerking sluit het best aan bij de inleiding van tekst 2?
Slide 2 - Slide
Vraag 16
Welke opmerking sluit het best aan bij de inleiding van tekst 2?
C. De inleiding bestaat voornamelijk uit een aanduiding van het huidige probleem in de boekenbranche.
Slide 3 - Slide
16. De inleiding bestaat voornamelijk uit
A
de constatering dat het niet slecht gaat in de boekenbranche.
B
de introductie van belangrijke personen in de boekenbranche.
C
een aanduiding van het huidige probleem in de boekenbranche.
D
een voorbeeld van succesvolle genres in de boekenbranche.
Slide 4 - Quiz
Vraag 17 (3 punten)
Op welke vier manieren beknibbelen de uitgevers op de kosten?
Slide 5 - Slide
Vraag 17 (3 punten)
voorschotten schrijvers worden verlaagd of geschrapt
er is minder beursbezoek / beursbezoek wordt kritisch bekeken
vertrokken redacteuren worden niet vervangen
er worden minder nieuwe titels op de markt gebracht / er wordt gestopt (!) met de spaghettimethode
Punt 3 wordt weinig genoemd en bij punt 4 wordt vaak alleen 'spaghettimethode' genoemd
Slide 6 - Slide
Vraag 17 (3 punten)
indien vier goed: 3 punten
indien drie goed: 2 punten
indien twee goed: 1 punt
indien minder dan twee goed: 0 punten
Slide 7 - Slide
Vraag 18 (2 punten)
‘Sebes maakt zich er zorgen over dat literaire fictie het slachtoffer wordt van deze trend.’ (regels 84-86)
Op welke twee manieren wordt literaire fictie het slachtoffer?
Slide 8 - Slide
Vraag 18 (2 punten)
er verschijnen minder titels / minder literaire boeken (1 punt)
veelbelovende debutanten krijgen niet meer zo snel een kans (1 punt)
Opmerking :
Geen scorepunten voor ‘stoppen met de spaghettimethode’
Slide 9 - Slide
19. Welke van de zinnen drukt het best uit wat de hoofdgedachte is van de tekst ‘Of een megaseller, of bijna niets’?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quiz
Vraag 19
A. Hoofdgedachte: De teruglopende boekenverkoop heeft negatieve gevolgen voor het aanbod van literaire uitgeverijen.
Slide 11 - Slide
20. Welke van de beweringen is het meest van toepassing op de tekst ‘Of een megaseller, of bijna niets’?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 12 - Quiz
Vraag 20
B. In de tekst wordt een crisis in de boekenwereld geschetst en wordt door een aantal personen een toelichting daarop gegeven.
Slide 13 - Slide
Examentraining
2016-I tekst 3: Eindelijk gebeurt er iets in het boekenvak
Slide 14 - Slide
Vraag 21 (6 punten)
Vat de alinea’s 3 tot en met 6 van tekst 3 samen.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 60 woorden.
Slide 15 - Slide
Vraag 21 (6 punten)
Geen studiesamenvatting (geen uitleg van definities), maar een overzicht van de hoofdzaken van de tekst.
Voor de boekenbranche worden vooral de digitalisering, de ontlezing en de bestselleritis als bedreigend gezien (1 punt)
Tegenstelling aanduidend element, bijvoorbeeld ‘maar’ (1 punt) --> ontbreekt in veel samenvattingen
Digitalisering is eerder verkoopbevorderend dan nadelig (1 punt)
Slide 16 - Slide
Vraag 21 (6 punten)
• met de ontlezing valt het wel mee / ontlezing is al jaren een
spookfenomeen / bij sommige jongeren is lezen helemaal in (1 punt)
• bestselleritis bestaat al lang / met bestselleritis is niets nieuws onder
de zon (1 punt)
• uitgeversblijven toch boeken uitgeven waar hun hart sneller van gaat
kloppen (1 punt)
Slide 17 - Slide
22. Wat is de belangrijkste functie van de alinea’s 4 tot en met 6 ten opzichte van alinea 3?
A
constatering
B
nuancering
C
vergelijking
D
weerlegging
Slide 18 - Quiz
23. ‘Tot mijn grote vreugde zie ik iets heel anders: op feestjes en bij literaire bijeenkomsten als “Kalf”, van onze uitgeverij, kom ik grote groepen jonge lezers tegen bij wie literatuur helemaal in is.’ (regels 69-75) Om welk type drogreden gaat het?
A
cirkelredenering
B
onjuiste oorzaak- gevolgrelatie
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking
Slide 19 - Quiz
Vraag 24 (2 punten)
‘Digitalisering is volgens mij eerder verkoopbevorderend dan nadelig.’(regels 39-41)
In het vervolg van alinea 4 staan drie zinnen die de belangrijkste argumentatie bij dit standpunt bevatten.
Citeer die drie zinnen.
Slide 20 - Slide
Vraag 24 (2 punten)
“Uit onderzoeken … dan anderen.” (r. 41-44)
“Bovendien zijn … wordt aangeschaft.” (r. 47-52)
“In Amerika … ondergang.” (r. 52-54)
Schrijf niet de hele zin op!
Noem ook de regelnummers.
Slide 21 - Slide
Vraag 24 (2 punten)
indien drie goed: 2 punten
indien twee goed: 1 punt
indien minder dan twee goed: 0 punten
Slide 22 - Slide
25. ‘Integendeel’ (regel 111) Dit woord duidt op een tegenstelling. Welke tegenstelling wordt hier bedoeld? de tegenstelling tussen
A
de boekenverkoop in boekhandels en de online boekenverkoop
B
de werkelijkheid van de journalistiek en die van de boekenbranche
C
het verleden en de toekomst in de wereld van de uitgevers
D
pessimisme en optimisme inzake de toekomst van het boekenvak
Slide 23 - Quiz
26. ‘nu opeens ligt er een heel nieuw speelveld open.’ (regels 135-136) Wat wordt bedoeld met dat nieuwe speelveld?
A
de aanpak van de boekencrisis
B
de ontwikkeling van het e-book
C
de veranderingen in het boekenvak
D
de verkoop van boeken op internet
Slide 24 - Quiz
Vraag 27 (1 punt)
In alinea 1 wordt de vraag gesteld hoe erg de ontwikkelingen in de boekenbranche zijn.
Welke toekomstvisie wordt in de tekst gegeven als antwoord op deze vraag?
Slide 25 - Slide
Vraag 27 (1 punt)
Die ontwikkelingen zijn een kans om het boekenvak/de uitgeverswereld te hervormen. / Door deze crisis in de uitgeverswereld wordt er eindelijk weer
naar nieuwe mogelijkheden gezocht. / Deze crisis brengt de
uitgeverswereld eindelijk weer eens in beweging.
Hoe erg zijn de ontwikkelingen? Daar moet je een toekomstvisie op geven.
Slide 26 - Slide
Examentraining
2016-I tekst 2 en 3: Overkoepelende vragen
Slide 27 - Slide
Vraag 28 (1 punt)
In tekst 2 ‘Of een megaseller, of bijna niets’ komt het begrip
‘spaghettimethode’ aan bod (regel 81). In tekst 3 ‘Eindelijk gebeurt er iets in het boekenvak’ wordt gesproken over het begrip ‘bestselleritis’. (regels 32 en 79)
Wat is de overeenkomst is tussen deze beide begrippen?
Slide 28 - Slide
Vraag 28 (1 punt)
(De overeenkomst is) de jacht op bestsellers / het zoeken naar zeer goed verkopende boeken / veel geld (willen) verdienen aan goed verkopende boeken.
Slide 29 - Slide
Vraag 29 (1 punt)
In alinea 7 van tekst 2 is sprake van veelbelovende debutanten die moeilijker aan de bak komen. In tekst 3 komt deze term niet voor. Er kan echter een tegengestelde veronderstelling over veelbelovende debutanten worden afgeleid uit alinea 6 van tekst 3. Welke veronderstelling is dat?
Slide 30 - Slide
Vraag 29 (1 punt)
De kern van een goed antwoord is:
Als een boek van een veelbelovende debutant het hart van de uitgever sneller doet kloppen, zal het uitgegeven worden. / Voor het uitgeven van een veelbelovende debutant zal een uitgever alles doen / zal een uitgever door roeien en ruiten gaan.
Slide 31 - Slide
Vraag 30 (1 punt)
In tekst 3 wordt tekst 2 ‘een zwartgallig stuk’ genoemd (regels 3-4, tekst 3).
Geef aan waarom deze typering wel terecht zou kunnen zijn.
Vul hiertoe het onderstaande antwoord aan.
Ja, deze typering is wel terecht, want …
Slide 32 - Slide
Vraag 30 (1 punt)
Begin met een antwoordstarter (tussen haakjes):
(Ja, deze typering is wel terecht, want) in tekst 2 overheersen de negatieve geluiden over de boekenbranche.
Slide 33 - Slide
Vraag 31 (1 punt)
In tekst 3 wordt tekst 2 ‘een zwartgallig stuk’ genoemd (regels 3-4, tekst 3).
Geef aan waarom deze typering niet terecht zou kunnen zijn.
Vul hiertoe het onderstaande antwoord aan.
Nee, deze typering is niet terecht, want …
Slide 34 - Slide
Vraag 31 (1 punt)
Begin met een antwoordstarter (tussen haakjes)
(Nee, deze typering is niet terecht, want) in tekst 2 komen ook positieve geluiden over het boekenvak voor / tekst 2 maakt een zakelijke analyse van de boekenbranche.
Slide 35 - Slide
32. Uit tekstfragment 3 blijkt een bepaalde visie op de boekenbranche. Welke van onderstaande personen vertoont een visie die daar het meest mee in overeenstemming is?
A
Hans Janssen, directeur uitgeverij, opgevoerd in alinea 8 van tekst 2
B
Mizzi van der Pluijm, auteur van tekst 3
C
Paul Sebes, literair agent, opgevoerd in tekst 2 en 3
D
Wilco Dekker, auteur van tekst 2
Slide 36 - Quiz
Vraag 17 (3 punten)
‘Om dat te voorkomen, beknibbelen de uitgevers op de kosten.’
(regels 56-57)
Op welke vier manieren doen ze dat, volgens de tekst?