3.4 Geslachtschromosomen

1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zet in de juiste volgorde van
klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 2 - Quiz

Wat is een gen?
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen
B
Alle zichtbare eigenschappen
C
Een deel van een chromosoom met informatie voor één eigenschap.
D
Een chromosoom in de celkern met erfelijke informatie.

Slide 3 - Quiz

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
46
23
2
Zoveel exemplaren heb je van ieder gen in een lichaamscel
Zoveel chromosomen zitten in iedere lichaamscel 
Zoveel chromosomen zitten in iedere geslachtscel 

Slide 4 - Drag question

Hoe noemen we deze
afbeelding
en wat is het geslacht?
A
Dit is een genenbank en het is een man
B
Dit is een karyogram en het is een man
C
Dit is een genenbank en het is een vrouw
D
Dit is een karyogram en het is een vrouw

Slide 5 - Quiz

Stel een "Rus" konijn wordt gekruist
met een "Donker geel" konijn.
Alle nakomelingen zijn "Midden geel".
Hoe noemen we het fenotype
van deze nakomelingen?
A
een dominant fenotype
B
een recessief fenotype
C
een intermediair fenotype
D
een heterozygoot fenotype

Slide 6 - Quiz

De overerving is autosomaal. Korte
vingers is dominant. Hoe groot
is de kans (in %) dat kind(?)
korte vingers zal krijgen?

Slide 7 - Open question

Planning en leerdoelen
- Stamboomopdracht uitwerken

- Uitleg X-chromosomale overerving
Je kunt beschrijven hoe het geslacht van een mens wordt bepaald

- Uitleg X-chromosomale overerving met een stamboom en kruisingsschema
Je kunt de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden

- Opdrachten maken

Slide 8 - Slide

Stamboomopdracht

Slide 9 - Slide

Geslachtschromosomen
De lichamelijke geslachtskenmerken worden bepaald door de geslachtschromosomen.

Vrouw = XX (homoloog)
Man = XY (heteroloog)

Slide 10 - Slide

Meiose

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Een overerving kan:
autosomaal of X-chromosomaal zijn.

Wat is het verschil?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Kleurenblind

Slide 15 - Slide

B = kleuren kunnen zien           b = kleurenblind
Moeder is drager

Slide 16 - Slide

Opdracht 37 en 38
Doen we samen!

Slide 17 - Slide

X-chromosomale overerving
- Zonen krijgen het x-chromosoom altijd van hun moeder
- Dochters krijgen altijd een x-chromosoom van hun vader (en 1 van hun moeder)
Kruisingsregel x-chromosomale overerving:
'(recessief) zieke dochters hebben zieke vaders'
'maar zieke vaders hebben niet alleen maar zieke dochters'
- (recessief) zieke moeders hebben altijd zieke zoons

Slide 18 - Slide

Onthouden!
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante vaders altijd dominante dochters hebben. 
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante zoons altijd een dominante moeder hebben. 
-Is er een zoon die een ander fenotype heeft dan moeder en/ of een dochter die een ander fenotype heeft dan vader: het X allel van de man is recessief.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Het gen voor een autosomale eigenschap kan liggen op:
A
Het X-chromosoom
B
Het Y-chromosoom
C
Chromosoom 1
D
Elk van chromosoom 1 t/m 22

Slide 21 - Quiz

Is uit de stamboom af te leiden of dit allel autosomaal of X-chromosomaal overerft?
A
Ja, de ziekte erft autosomaal over.
B
Ja, de ziekte erft X-chromosomaal over.
C
C. Nee, dit is niet hieruit op te maken.

Slide 22 - Quiz

Kan de recessieve eigenschap (zwart) X-chromosomaal zijn of niet?
A
Ja, dat zou kunnen
B
Nee, dat kan niet
C
Te weinig informatie

Slide 23 - Quiz

Kan deze eigenschap haarkleur ook X-chromosomaal overerven? Leg uit.
A
ja; de moeder is heterozygoot (XA Xa)
B
ja; beide ouders zijn heterozygoot
C
nee; de vader heeft dan XA Y-; dus de dochters hebben altijd XA
D
nee; de vader heeft XA Y-; dus de dochters hebben altijd Y-

Slide 24 - Quiz

Het allel voor de ziekte is X-chromosomaal.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Huiswerk
Opdracht 39-40-42

Online of in het boek

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link