Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Je leert: 
- enkelvoudige en samengestelde zinnen  herkennen

- het onderwerp en de persoonsvorm vinden in een samengestelde zin

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lezen boek bldz. 184
timer
5:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

samengestelde zinnen
In teksten kunnen losse en samengestelde zinnen staan.

Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn samengestelde zinnen?
Samengestelde zinnen hebben twee of meer persoonsvormen (pv).
Zin 1: 
- Juan leest elke dag.
Persoonsvorm (pv)= leest
Er is maar een pv dus= enkelvoudige zin


Slide 6 - Slide

Leg uit wat samengestelde zinnen zijn en geef een voorbeeld.
Wat zijn samengestelde zinnen?
Samengestelde zinnen hebben twee of meer persoonsvormen (pv).
Zin 2: 
- Juan leest elke dag, want hij wil een voldoende voor zijn cp.
Pv= leest en wil
Er zijn 2 persoonsvormen= samengestelde zin

Slide 7 - Slide

Leg uit wat samengestelde zinnen zijn en geef een voorbeeld.
Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn enkelvoudige zinnen die bij elkaar gevoegd zijn.

Zinnen met twee of meer persoonsvormen (en twee of meer onderwerpen).

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen

De soorten zinnen: 
Hebben 2 persoonsvormen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen
Met voegwoorden: maar, omdat of want kun je van twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maken. 
bijv. 
Ik sport = enkelvoudige zin (1 pv)
Ik wil afvallen = enkelvoudige zin (1 pv)
Ik sport, want ik wil afvallen= samengestelde zin (2 pv's)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen
In de delen van samengestelde zinnen staat de persoonsvorm niet altijd op dezelfde plaats.
Bijv. 
Jay is laat = enkelv. zin (1 pv)
Jay zijn auto is stuk = enkelv. zin (1 pv)
Jay is laat, want zijn auto is stuk= samengest. zin (2 pv's)
* pv na het onderwerp

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen
In de delen van samengestelde zinnen staat de persoonsvorm niet altijd op dezelfde plaats.
Bijv. 
Jay is laat = enkelv. zin (1 pv)
Jay zijn auto is stuk = enkelv. zin (1 pv)
Jay is laat, omdat zijn auto stuk is= samengest. zin (2 pv's)
* pv niet na het onderwerp

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen
In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan. 
Bijv. 
Maria is geweest naar de inschrijving, dus mag zij meedoen met de wedstrijd.
Werkwoorden: is geweest (is= pv) 
                                 mag meedoen (mag= pv)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen

Kenmerken:
Hebben 2 persoonsvormen
Hebben meestal een voegwoord
Hebben twee onderwerpen 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je de pv?
Zet de zin in een andere tijd.
De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvorm.
Bijv. 
Juan loopt naar huis, want zijn fiets is gestolen.
Andere tijd: 
Juan liep naar huis, want zijn fiets was gestolen.
pv= liep en was

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je het onderwerp?
Stel bij elke persoonsvorm de vraag: wie/wat + pv
Bijv. 
Juan loopt naar huis, want zijn fiets is gestolen.
Juan liep naar huis, want zijn fiets was gestolen.
pv= liep en was
Wie liep? Antw:Juan (=onderwerp)
Wat was? Antw: zijn fiets (= onderwerp)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Voegwoorden in samengestelde zinnen
Zinnen kunnen we met elkaar verbinden. 
Ze worden vaak samengesteld via de voegwoorden 'en', 'of', 'maar', 'want', 'doch', 'dan', 'dus'.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Voegwoorden in samengestelde zinnen
Let op bij sommige voegwoorden: 
* de plaats van het werkwoord verandert
Bijv. 
Hij gaat naar bijles, want hij vindt Nederlands moeilijk. 
Zelfde plaats: na het onderwerp.
Hij gaat naar bijles, omdat hij Nederlands moeilijk vindt.
Andere plaats, aan het eind van de zin.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen
A
Alle werkwoorden in een samengestelde zin zijn pv.
B
Als er meerdere pv's in een zin staan, is het altijd een samengestelde zin.
C
Een samengestelde zin heeft 1 onderwerp.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Bij samengestelde zinnen
A
heb je een persoonsvorm
B
heb je geen persoonsvorm
C
heb je altijd meerdere persoonsvormen
D
heb je altijd twee persoonsvormen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Als je samengestelde zinnen maakt ...
A
Gebruik je een puntkomma.
B
Gebruik je een dubbele punt.
C
Gebruik je voegwoorden
D
Gebruik je voegwoorden.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Herken de
samengestelde zinnen.
A
Ron leest een boek en Lisa leest een krant.
B
Ron en Mia eten veel ijs.
C
Je denkt steeds aan de vakantie.
D
Marie heeft het vaat gewassen.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Is deze zin een enkelvoudige of een samengestelde zin?
Monica moet haar auto wassen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Enkelvoudig of een samengesteld?
Mama moet een bolo maken, want papa is jarig.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Mama moet een bolo maken, want papa is jarig.
Wat zijn de persoonsvormen:
A
moet en maken
B
is en jarig
C
moet en is

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Mama moet een bolo maken, want papa is jarig.
Wat zijn de onderwerpen:
A
mama en papa
B
mama en bolo
C
mama en jarig

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions


Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Nu oefenen: bldz. 184-185/opdr. 1 t/m 3 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden: bldz. 184 opdr. 1 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Nu oefenen: bldz. 184-185/opdr. 2

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden: bldz. 185 opdr. 2 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden: bldz. 185 opdr. 2 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Nu oefenen: bldz. 185 opdr. 3

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Ik kan enkelvoudige en samengesteld zinnen goed herkennen.
ja
een beetje
nee

Slide 34 - Poll

This item has no instructions