Voorbereiding proefwerk blok 2/3 3 vwo

Voorbereiding proefwerk 
1 / 54
next
Slide 1: Slide
Other languagesSecondary Education

This lesson contains 54 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voorbereiding proefwerk 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
We herhalen de theorie van de paragrafen die je moet kennen voor het proefwerk. De woordjes bij OVer Taal (blok 3) herhalen we niet, maar moet je wel kennen.

Slide 2 - Slide

Hoe gaan we dat doen?
Aan het begin van de les herhalen we de theorie. Jullie maken aantekeningen (verplicht meeschrijven). Aan het einde van de les maken jullie bijpassende oefeningen. 

Slide 3 - Slide

Wat gaan we behandelen?
Blok 2: Fictie, Grammatica, Spelling


Blok 3: Fictie, Grammatica, Spelling en Over Taal (woordjes dus WEL leren, komen in deze lessen niet terug)

Slide 4 - Slide

Fictie blok 2
Genres
Leeservaring
Poëzie
Stijlfiguren

Slide 5 - Slide

Genres (1)
Proza (verhalen) kunnen we verdelen in verschillende genres.
Thriller: hoofdpersoon is in een heel gevaarlijke situatie
Fantasy: fantasiewezens in een fantasiewereld (draken, elfen)
Dystopie: door bijv. rampen of dictatuur is de wereld bijna onbewoonbaar geworden. Vaak in de toekomst


Slide 6 - Slide

Genres (2)
Ontwikkelingsroman: het gaat om het volwassen worden van de hoofdpersoon
Psychologische roman: nadruk ligt op gedachten en gevoelsleven van de hoofdpersoon
Reisverhaal: de hoofdpersoon doet verslag van een reis

Slide 7 - Slide

Leeservaring
Als je na het lezen van een verhaal vertelt wat je van het verhaal vindt, beschrijf je je leeservaring. Dit doe je met beoordelingswoorden.
Je gebruikt argumenten om uit te leggen wat je bedoelt


Slide 8 - Slide

emotieve argumenten
Geven aan wat het verhaal met je doet (emotie) 
griezelig, verdrietig, spannend

Slide 9 - Slide

realistische argumenten
geven aan hoe realistisch jij het verhaal vindt
geloofwaardig, ongeloofwaardig, overtuigend...

Slide 10 - Slide

morele argumenten
Zeggen iets over de keuzes die de personages maken of over de boodschap van het verhaal. 

een goed voorbeeld, onbelangrijk, beleefd, goed, slecht

Slide 11 - Slide

Poëzie
Gedichten zijn opgebouwd uit versregels. Dit zijn niet altijd de zinnen. Zinnen kunnen korter of langer zijn.

Sint zat te denken
wat hij Christa zal schenken

Gedichten hebben geen of weinig interpuntie

Slide 12 - Slide

Enjambement
Oversprong van zinnen. Het doorlopen van de zin op de volgende versregel.


Slide 13 - Slide

Strofe
Een groepje versregels bij elkaar. Te vergelijken met de coupletten in een liedtekst.
Het aantal regels bepaalt de naam van een strofe
distichon twee regels
terzet drie regels
kwatrijn vier regels
Een vrij vers heeft geen vast aantal versregels


Slide 14 - Slide

Stijlfiguren
Hoef je niet te kennen!

Slide 15 - Slide

Oefening: Welke genre en waarom?

Slide 16 - Slide

oefening
hoeveel versregels?
hoeveel strofen?
enjambement?

Slide 17 - Slide

Grammatica
bijzinnen maken en vervangen
samengestelde zinnen ontleden

Slide 18 - Slide

Zinsontleding
WWG/NWG: wat doet (WWG) of is (NWG) het onderwerp/ alle ww in de zin + NW deel
OND: wie doet / is iets?
LV: wie of wat + GEZ + OND
MV: AAN of VOOR wie/wat + GEZ + OND + LV
VZV:  VZ hoort bij GEZ! (kijken naar)
BWB: geven bijv. plaats, tijd, manier waarop aan 'blijven over'
BVB: te vinden binnen zinsdelen! zegt iets over ZN in zinsdeel
Bijstelling: tussen komma's, toevoeging!

Slide 19 - Slide

Mijn zusje, het irritante kind van twaalf, zoekt naar haar dagboek
WWG/NWG
OND
LV
MV
VZV
BWB
BVB
Bijstelling

Slide 20 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
Samengestelde zinnen bestaan uit hoofdzin-hoofdzin of hoofdzin-bijzin.

Een hoofdzin kan staan zonder bijzin.

en, of, maar, want, tenzij, dus horen bij hoofdzin-hoofdzin
of kan ook bij een hoofdzin-bijzinconstructie

Slide 21 - Slide

Bijzinnen maken en vervangen
Dat heb ik je al zo vaak gezegd.

Dat je je kamer moet opruimen, heb ik je al zo vaak gezegd.




Slide 22 - Slide

hoofd- en bijzin
Hier gaat het iets anders. De bijzin benoem je als zinsdeel van de hoofdzin. Er zijn verschillende soorten bijzinnen:
  1. De onderwerpszin (ondzin)
  2. De lijdendvoorwerpszin (lvzin)
  3. De gezegdezin (gezzin)
  4. De meewerkendvoorwerpszin (mvzin)
  5. De voorzetselvoorwerpszin (vzvzin)
  6. De bijwoordelijke bijzin (bwbzin)






Slide 23 - Slide

De onderwerpszin (ondzin)
Wie nu snel aan het werk gaat, heeft straks het huiswerk af.
Deze persoon heeft straks zijn huiswerk af.

Het is me niet verteld dat ik mijn huiswerk moest maken.
Soms staat de onderwerpszin aan het eind van de samengestelde zin en begint de hele zin met Het.

Slide 24 - Slide

De lijdendvoorwerpszin (lvzin)
Ik had wel verwacht dat ik mijn huiswerk deze les af zou krijgen.
Ik had dat wel verwacht.
Een lijdendvoorwerpszin begint vaak met het onderschikkende voegwoord dat of of. Sommige lijdendvoorwerpszinnen beginnen niet met een voegwoord, maar met wat of wie.
Ik vraag wel even wat we moeten doen.
Ik vraag dat wel even.




Slide 25 - Slide

De gezegdezin (gezzin)
Een gezegdezin is altijd het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde.
Het is zoals jij me dat had gezegd.
Het is waar.


Slide 26 - Slide

De meewerkendvoorwerpszin (mvzin)
Wie zich niet gedraagt, kun je een schop geven.
Hem kun je een schop geven.

Meewerkendvoorwerpszinnen beginnen met (aan/voor) wie of kunnen beginnen met aan/voor (kunnen toegevoegd worden als het er niet staat)



Slide 27 - Slide

De voorzetselvoorwerpszin (vzvzin)
Reken er maar op dat hij op tijd komt.
Reken daar maar op.


Slide 28 - Slide

De voorzetselvoorwerpszin (vzvzin)
Reken er maar op dat hij op tijd komt.
Reken daar maar op.


Slide 29 - Slide

De bijwoordelijke bijzin (bwbzin)
Sinds er computers bestaan is het verbeteren van teksten veel makkelijker geworden.
Sindsdien is het verbeteren van teksten veel makkelijker geworden.


Slide 30 - Slide

oefenen op cambiumned.nl!

Slide 31 - Slide

Werkwoordspelling
De regels kennen jullie al! Nu moeten jullie vooral goed opletten of de werkwoorden in de zinnen een pvtt, pvvt, vd of inf. Zijn. Gebiedende wijs is altijd de ik-vorm!

Let ook op de spelling Engelse werkwoorden:
Ik racete naar school.
 Ik croste naar het werk.

Slide 32 - Slide

Meervoud en verkleinwoorden
Schrijf alles zo eenvoudig mogelijk op. Alleen een apostrof als het niet anders kan. Dit geldt ook voor de trema's.

koppelteken alleen in samenstellingen (geen getallen) en alleen als het niet anders kan.

Slide 33 - Slide

oefening
Schrijf in het meervoud en als verkleinwoord:

A3
cd
idee
bikini

Slide 34 - Slide

fictie blok 3
personages en karakterontwikkeling
recensie

Slide 35 - Slide

Personages
In een verhaal heb je hoofdpersonen en bijfiguren. Bijfiguren kunnen helpers en tegenstanders zijn. De relaties tussen de personen in een verhaal kunnen veranderen

Slide 36 - Slide

omschrijven
Als je personen uit een verhaal omschrijft, kijk je naar verschillende elementen:
uiterlijk
kenmerken (geslacht, gezinssituatie etc)
karaktereigenschappen. 
Karaktereigenschappen zijn indirect. uiterlijk en kenmerken direct

Slide 37 - Slide

recensie
vaste opbouw
- gegevens van het boek
- indruk van inhoud van het verhaal
- bespreking plus- en minpunten
- eindoordeel, kan in de vorm van sterren, zonnen etc.

Slide 38 - Slide

Grammatica
bijvoeglijke bijzin
beknopte bijzin
verkeerd aansluitende beknopte bijzin


Slide 39 - Slide

Bijvoeglijke bijzin
Waar begint een bijvoeglijke bijzin meestal mee?
Meestal met een betrekkelijk vnw.
De jongen, die daar naast Maarten loopt, zit in de derde klas.

Kan ook met een voorzetsel
De jongen, met wie ik ruzie heb, zit in de derde klas.

Slide 40 - Slide

Spelling koppelteken

Slide 41 - Slide

Beknopte bijzin
Een bijzin die korter is opgeschreven.
geen onderwerp
geen PV
er is een deelwoord (voltooid of onvoltooid) aanwezig of een combinatie van te + infinitief

Slide 42 - Slide

Voorbeeld
Zwaar geïrriteerd pakte de leerling haar tas in.

Ik denk het goed geleerd te hebben.

Slide 43 - Slide

Foutief beknopte bijzinnen
Het onderwerp (dat er natuurlijk niet in staat, want dat kan niet in een beknopte bijzin) past niet bij het onderwerp van de zin.

Na een lange dag gewerkt te hebben, voelde het warme bad goed aan.

Slide 44 - Slide

Spelling koppelteken samenstelling
Bij een samenstelling waar een klinkerbotsing komt als er geen koppelteken staat:

auto-ongeluk

Slide 45 - Slide

Spelling koppelteken samenstelling
Bij gecombineerde achternamen

Mevrouw De Jong-Wessels

Slide 46 - Slide

Spelling koppelteken samenstelling
tussen twee gelijkwaardige delen in een samenstelling

bar-dancing
zwart-wit

Slide 47 - Slide

Spelling koppelteken samenstelling
in samenstellingen met cijfers, letters (afkortingen) en symbolen

vwo-diploma
18-plus



Slide 48 - Slide

Spelling koppelteken samenstelling
In samenstellingen die met Sint beginnen

Sint-Nicolaas




Slide 49 - Slide

Spelling koppelteken samenstelling
Bij sommige voor- en achtervoegsels

ex-partner
non-alcoholisch

de nadruk ligt dan meestal ook op het voor-of achtervoegsel




Slide 50 - Slide

Spelling koppelteken samenstelling
vaste uitdrukkingen

kant-en-klaarmaaltijd




Slide 51 - Slide

Over Taal

Slide 52 - Slide

Nieuwnederlands
NL werd een zelfstandige staat en er kwam steeds meer behoefte aan een eenheidstaal. Eerste spelling 1804

Slide 53 - Slide

Vragen?
Oefenen:
cambiumned.nl
edition
oefeningen uit het boek herhalen

Slide 54 - Slide