3. argumentatiestructuur van de tekst in kaart brengen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Lesprogramma
1. terugblik op vorige les
2. geheugen opfrissen over tekst
3. argumentatiestructuur van de tekst in kaart brengen
Slide 1 - Slide
Terugblik
- enkelvoudige argumentatie
- nevenschikkende argumentatie
- onderschikkende argumentatie
- objectief argument
- subjectief argument
Slide 2 - Slide
Enkelvoudig
Standpunt
Argument
Slide 3 - Slide
Onderschikkend
Standpunt
Argument
Ondersteunend argument
want
Slide 4 - Slide
Nevenschikkend
Standpunt
Argument
Argument
Argument
en
en
want
Slide 5 - Slide
Over welk standpunt gaat de tekst?
Slide 6 - Mind map
Lees de laatste alinea. Wat doet de schrijver in de laatste zin?
A
Hij geeft een advies.
B
Hij geeft een samenvatting.
C
Hij geeft een conclusie.
Slide 7 - Quiz
Als je naar de laatste zin kijkt, in welke drie hoofdargumenten kun je de tekst verdelen?
Slide 8 - Open question
note
In een betogende/overtuigende tekst vat de schrijver in de slotalinea vaak nog even de argumenten samen. Op die manier benadrukt de schrijver nogmaals waarom hij/zij iets vindt en komt de boodschap beter over bij de lezer.
Als je dus het argumentatieschema van een tekst moet maken, kun je na het lezen van de inleiding, vaak gelijk al het slot gaan lezen, zodat je weet waar je in de kern op moet letten.
Slide 9 - Slide
Wat is het eerste subargument dat in alinea 2 (r. 9 t/m 15) genoemd wordt?
Slide 10 - Open question
Onder welk hoofdargument valt dit subargument?
A
De vleesindustrie is slecht voor de mens.
B
De vleesindustrie is slecht voor de natuur.
C
De vleesindustrie is slecht voor het dier.
Slide 11 - Quiz
In alinea 3 (r. 16 t/m 23) gaat de schrijver verder in op het argument: Het eten van vlees is minder gezond voor de mens. Welke twee subargumenten geeft hij hiervoor?
Slide 12 - Open question
Welk hoofdargument wordt er gegeven in alinea 4? (r. 24 t/m 28)
Slide 13 - Open question
Welk subargument gebruikt de schrijver in alinea 4 om het hoofdargument 'De vleesindustrie is slecht voor de natuur' te ondersteunen?
A
'Steeds meer ... de mens.'
B
'Door het ... naar voedsel.'
C
'Er wordt ... vlees geproduceerd.'
D
'Het is een massaproduct geworden.
Slide 14 - Quiz
Omschrijf in je eigen woorden wat het argument inhoudt dat in alinea 5 (r. 29 t/m 32) gegeven wordt.
Slide 15 - Open question
Onder welk hoofdargument valt dit subargument?
A
De vleesindustrie is slecht voor de mens.
B
De vleesindustrie is slecht voor de natuur.
C
De vleesindustrie is slecht voor het dier.
Slide 16 - Quiz
Gezamenlijk het argumentatieschema invullen.
Slide 17 - Slide
Hoe noem je dit argumentatieschema?
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
Slide 18 - Quiz
Van deze tekst zou je dit argumentatieschema moeten kunnen maken.
Slide 19 - Slide
Opdracht
Lees de tekst 'De nare gevolgen die mobieltjes hebben voor het milieu' als huiswerk voor de volgende les.
(De tekst staat als bestand bij het huiswerk voor de volgende les.)