Grammatica (werkwoordsoorten)

VOORKENNIS
Een zin met een werkwoordelijk gezegde beschrijft:

A
wat het onderwerp voelt.
B
wat het onderwerp doet.
C
waar het onderwerp werkt.
D
de toestand van het onderwerp.
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

VOORKENNIS
Een zin met een werkwoordelijk gezegde beschrijft:

A
wat het onderwerp voelt.
B
wat het onderwerp doet.
C
waar het onderwerp werkt.
D
de toestand van het onderwerp.

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Doen of zijn? 
Sleep de woorden 
naar het juiste vak.
ZIJN
DOEN
LOPEN
PRATEN
SLAPEN
BANG
LIEF
STOUT

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Jan is al sinds het begin van dit schooljaar verliefd.
A
Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde.
B
Deze zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Jan geeft een cadeau aan zijn moeder op haar verjaardag.
A
Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde.
B
Deze zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Lina schijnt al de hele week ziek te zijn geweest.
A
Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde.
B
Deze zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Youssef wint de atletiekwedstrijd met grote overmacht.
A
Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde.
B
Deze zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Youssef is dankzij zijn harde werk de winnaar.
A
Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde.
B
Deze zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Zelfstandige werkwoorden
Aan het eind van deze les kun je het zelfstandig werkwoord aanwijzen in zinnen met een werkwoordelijk gezegde 
(een zin waarin het onderwerp iets doet)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

STAP 1: 





MAAK EEN PLAATJE

'De herdershond geeft een high five aan de buurvrouw.'

Wanneer je een zin leest die je moet ontleden, dan probeer je eerst een plaatje voor je te zien van wat de zin je zegt.

Slide 9 - Slide

Foto door Blue Bird: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/natuur-vrouw-dier-hond-7210698/
STAP 2: 





DOEN OF ZIJN?

'De herdershond geeft een high five aan de buurvrouw.'

Doet iemand iets in deze zin of is iemand iets? Hier wordt iets gedaan, namelijk: het geven van een high five.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

DOEN? DAN ALTIJD EEN ZELFSTANDIG WERKWOORD

In zinnen waarin het onderwerp iets doet, staat altijd een zelfstandig werkwoord. Er staat nooit meer dan een zelfstandig werkwoord in de zin.

Dit zelfstandige werkwoord heb je nodig om het plaatje bij de zin te kunnen maken.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions







Het zelfstandig werkwoord is nodig om het plaatje te kunnen maken bij de zin.

'De herdershond geeft een high five aan de buurvrouw.'

Het werkwoord geven is nodig om het plaatje te maken. Daarom is geeft hier het zelfstandig werkwoord (zww)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandige werkwoorden aanwijzen
Kies op de volgende slides telkens het werkwoord dat je nodig hebt om het plaatje te kunnen maken.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions





'De zeehond zwaait met zijn staart naar de fotograaf.'

Slide 14 - Slide

Foto: Jeroen Steenbeek
Wat is het zelfstandig werkwoord?
'De zeehond zwaait met zijn staart naar de fotograaf.'

Slide 15 - Open question

This item has no instructions





'De ene wolf bijt de andere wolf speels in de nek.'

Slide 16 - Slide

Foto door David Selbert : https://www.pexels.com/nl-nl/foto/natuur-bos-dier-buiten-7449034/
Wat is het zelfstandig werkwoord?
'De ene wolf bijt de andere
wolf speels in de nek.'

Slide 17 - Open question

This item has no instructions





'De jongen gooit de softball hard naar de slagman.'

Slide 18 - Slide

Foto door David Selbert : https://www.pexels.com/nl-nl/foto/natuur-bos-dier-buiten-7449034/
Wat is het zelfstandig werkwoord?
'De jongen gooit de softball
hard naar de slagman.'

Slide 19 - Open question

This item has no instructions