Week 38 L2

Mevrouw van der Linden
1 / 51
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Mevrouw van der Linden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • Corregir - 10 min
  • Repaso klinkerwisseling - 15 min
  • D. Presente - 15 min
  • Pauza
  • D. Presente perfecto - 20 min
  • Quizlet - 10 min

Doel: Aan het eind van deze les 
  • heb ik de klinkerwisseling kunnen herhalen
  • weet ik wat, hoe en wanneer ik de presente en presente perfecto kan gebruiken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Ejercicio 8a
1 een weblog
2 leerlingen uit klas 4d van San Isidro school
3 wat ze op de excursie gaan doen

Ejercicio 8b
Dag 1: bergen Dag 2: zee

Ejercicio 8c
Oud stadsdeel - el Barrio Gótico
Het meest bijzondere park ter wereld - Parque Güell
De haven - Barceloneta
Een andere berg - Tibidabo
Vliegen boven Barcelona – El teleférico
Een straat van 2 km lang - Las Ramblas

Ejercicio 8d
1 Op het strand.
2 Erg leuk
3 Ze vond het niet zo leuk want ze heeft hoogtevrees.
4 architect
5 Ze vinden hem raar, en hij heeft veel kleuren.
6 Hoger: es la montaña más alta de Barcelona.
7 Tot aan de zee.

Ejercicio 8e
1 b
2 b
3 a 4 c
5 c



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Ejercicio 9a
1 la montaña
2 una vista
3 el mar
4 el barrio 5 vieja
6 aburridas
7 nos encanta
8 la entrada

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Repaso: klinkerwisselingen + onregelmatige werkwoorden

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Busca el error!
(Yo) Quero pan con queso.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

werkwoorden met klinkerwisseling

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Klinkerwisseling

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Tú __________ (empezar) a las 8

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

El profesor__________ (repetir) mucho

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

¿A qué hora (empezar)_____la fiesta?
A
empiezan
B
empezan
C
empeza
D
empieza

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Mi novio y yo (preferir)_____ir en tren a la fiesta.
A
prefierimos
B
preferamos
C
preferimos
D
prefieramos

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Yo (preferir)______pasar primero por el supermercado.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Algunos verbos irregulares
                             ser =     zijn
                             ir=          gaan
                             tener = hebben
                             estar=   zijn (emoties, locatie)
                             hacer= doen


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Completa con ser o estar: ¿Tú ________ una chica deportista?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Onregelmatige werkwoorden:
e
u
o
c
venimos
ue
ie
g
ue
ie

Slide 18 - Drag question

Sleep de correcte letters bij de onregelmatige werkwoorden in de zinnen.
werkwoorden die eindigen op -ecer, -ocer en -ucir



!!!!!!LET OP!!!!!!


Alle ww die eindigen op -ecer/-ocer/-ucir hebben bij ik-persoon c --> zc

Conocer --> conozco
Ofrecer --> ofrezco
Conducir --> conduzco
Traducir > traduzco

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

vervoeg in de presente:

traducir, yo
A
traduco
B
traduzco
C
tradugo
D
traduzo

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

¿Preguntas?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions


Puedo formar el presente
No
Ik begrijp de vraag niet!

Slide 22 - Poll

This item has no instructions

El presente

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Maria _____ (hablar) español
Stap 1 = ? 
Stap 2= ?
Stap 3 =? 
Stap 4 = ?

timer
1:00
De stappen: 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Maria ____ (hablar) español
1. Welk persoonlijk voornaamwoord dien ik te gebruiken? 
Él/ella/usted (Maria=Zij)
2. Wat is de stam?
Hablar - ar = HABL
3. In welk rijtje van het schema kijk ik? 
In het rijtje met AR werkwoorden (want je hebt net AR weggehaald). 
4. Wat is de uitgang die er dan bij komt? 
De juiste uitgang is A, want je kijkt in het rijtje van AR, bij Él/ella/usted.
5. Wat is nu het juiste antwoord?
Habla (stam+de juiste uitgang = habl + a)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

¿Preguntas?
Vamos a practicar.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

¿Qué frase es correcta?

Beber = drinken
A
Vosotros bebemos agua.
B
Vosotros bebéis agua.
C
Vosotros bebemos agua.
D
Vosotros bebeis agua.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Presente: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Mi amigo Paco ____ (viajar) mucho a Francia y allí ____ (comer) mucho chocolate.

A
viaja / come
B
viajo / como
C
viajamos / come
D
viaja / comes

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Yo
Él/ella/usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos/-as
El presente (tegenwoordige tijd)
compro
compras
compra
compramos
compráis
compran

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Welke vertaling is correct?

Mijn man zingt in de auto.
Zingen = cantar
A
Mi marido cantamos en el coche
B
Mi marido canta en el coche
C
Mi marido canto en el coche
D
Mi marido cantáis en el coche

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Vul de presente in: Miguel ... (leer) un libro.

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

¿Qué significa?
Miguel lee un libro.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Korte pauze
Una pauza
timer
5:00

Slide 33 - Slide

This item has no instructions


Puedo formar el presente perfecto
No
Ik begrijp de vraag niet!

Slide 34 - Poll

This item has no instructions

Wat is de PERFECTO ?
mag in NL of voorbeeld Spaans...

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

¿Cuándo se usa el Presente Perfecto?
Wanneer gebruik je presente perfecto?

De voltooid tegenwoordige tijd (Presente perfecto)
Om handeling of gebeurtenis aan te duiden die al plaats gevonden heeft, maar die nog relatie heeft met het heden.

Ejemplo:   Esta mañana he desayunado (Vanmorgen heb ik ontbeten)
 Voorbeeld:  Hoy he trabajado (Vandaag heb ik gewerkt)


Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Woorden waarmee je de Presente Perfecto
kunt herkennen
Signaalwoorden:

Ejemplo: Este año no he ido de vacaciones
Voorbeeld: Dit jaar ben ik niet op vakantie geweest.


Ejemplo: Has estado alguna vez en Amsterdam?
Voorbeeld: Ben je wel eens in Amsterdam geweest?

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

voltooid deelwoord=

participio

   ww op -ar= ado    cant ado 

    ww op -er= ido    com ido   

 ww op -ir= ido       viv ido

let op:

het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord staan altijd bij elkaar!!!!!

hulp-ww

Haber:

yo he

tu has

el/ella/ U ha

nosotros hemos

vososotros habéis

ellos/ellas/uds han

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

¿Preguntas?
Vamos a practicar.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

presente perfecto

Nosotros.............ser............. buenos estudiantes.
Presente perfecto
A
somos
B
habéis sido
C
hemos sido
D
hemos sado

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Presente perfecto - zij heeft gedaan =
A
ha hecho
B
ha hacido
C
he hecho
D
he hacido

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Vul de juiste vorm van de presente perfecto in:
¿Tú ... (estar) en Madrid alguna vez?

Slide 42 - Open question

This item has no instructions

¿Qué significa?
¿Has estado en Madrid?

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Escribe una frase:
¿Qúe has hecho esta semana?

Slide 44 - Open question

This item has no instructions

A trabajar!
Clave D
Uitleg: TB pág 10 

WB pág 17 t/m 19
ej 12 t/m 13c & d 

klaar? Quizlet 


timer
2:00

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Ejercicio 12a
1 eres
2 soy
3 estamos
4 Estás
5 es 6 es
7 son
8 es / estás
9 es / estoy
10 es

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Slide 47 - Slide

This item has no instructions


Ejercicio 13d
1 Hoy hemos conocido Barcelona desde las montañas.
2 Hemos viajado en el teleférico.
3 ¿Has tenido vértigo?
4 El viaje en teleférico no ha sido muy largo.
5 Al final del día hemos estado en otra montaña.
6 ¡Ha sido un día estupendo!
Ejercicio 13e
1 No me gustan mucho los museos.
2 Nos gusta hacer algo deportivo.
3 No les gusta la Sagrada Familia.
4 Le gusta mucho comer tapas.
5 Me gustan mucho el estadio Camp Nou y la playa.



Ejercicio 13c
1 han visitado
2 has estado
3 he viajado
4 ha gustado
5 he tenido / he perdido
6 has encontrado
7 hemos ido
8 has comprado



Slide 48 - Slide

This item has no instructions

QUIZLET 
Oefen de voca via quizlet

Ga naar magister onder huiswerk van vandaag!
timer
8:00

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Doelen bereikt?
Beheers je de Perfecto en Presente perfecto nu?
más o menos
No

Slide 50 - Poll

This item has no instructions

¡Adiós!
Deberes

Slide 51 - Slide

This item has no instructions