Wk 14 - bez.vnm

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

BIENVENIDOS

Jueves, el 3 de abril

¿Qué hicimos la semana pasada?

Wat hebben we gedaan?

Ik heb de werkwoorden ser, tener en llamarse nog een keer herhaald.

Vul de juiste vorm van ser in

Juan _________ mi amigo

María y yo _________ hermanas

Los abuelos __________ simpáticos

Vul de juiste vorm van tener in

Nosotros __________ cuarenta años

Yo __________ tres hermanos

Ana y tú __________ una casa

Vul de juiste vorm van llamarse in

Mi tío ___________ Pedro

Ellos __________ Francisco y Paco

Hola, ¿cómo __________ tú?

Coged tu agenda

LEREN voor SO !!

oefenopdrachten:

3.28 - 3.29 - 3.30

(dit kan af zijn in de les)

HOY

LEERDOEL:

Ik ken de bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans en ik kan ze gebruiken.

Wat kan ik met de bezittelijke voornaamwoorden?

Familie beschrijven

Vragen naar iemands favoriete …

en hierop antwoorden

Persoonlijke informatie vragen

We hebben dit al eerder gezien:

Mi tío se llama Pedro

¿Cuál es tu comida favorita?

Mi comida favorita es ....

¿Cuál es tu número de teléfono?

Mi numero de teléfono es ...

Bezittelijk voornaamwoord

Wat is een bezittelijk vnw in het Nederlands?

Dit is een woord wat een bezit aangeeft.

Zoals: mijn, jouw, onze, etc

Bezittelijk vnw.

mijn

jouw

zijn/haar/uw

ons/onze

jullie

hun/uw

mi

tu

su

nuestro

vuestro

su

mi

tu

su

nuestra

vuestra

su

mis

tus

sus

nuestros

vuestros

sus

mis

tus

sus

nuestras

vuestras

sus

enkelvoud                  meervoud

Bezittelijk vnw.

• Het bezittelijk vnw. richt zich in het Spaans op het bezit en niet naar de bezitter zoals in het Nederlands. 
• Is het bezit meervoud, dan wordt het bezittelijk vnw. ook meervoud --> mis/sus/nuestros
• Bij nuestro/vuestro heb je ook nog een vrouwelijke vorm
  --> nuestra/vuestra. 

voorbeelden:

Kijk dus naar het woord wat erachter staat! Is dit mannelijk of vrouwelijk / enkelvoud of meervoud? 

Dan pas je het bezittelijk vnm. daarop aan

• mi casa                         =   mijn huis
  
• tus libros                      =   jouw boeken
• nuestra profesora        =   onze lerares
• sus amigos                   =   zijn/haar vrienden

Hoe zeg je in het Spaans:
jouw huis?

Hoe zeg je in het Spaans:
mijn vader?

Hoe zeg je in het Spaans:
haar zussen?

Hoe zeg je in het Spaans:
onze opa&oma

Hoe zeg je in het Spaans:
jouw boeken

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Hoe gebruik je deze in het Spaans?