h7.1 + h7.2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Hoofdstuk 7

7.1 en7.2

1. Wat is een "open economie"?

1. De grenzen tussen alle landen staan open
2. In een open economie mag en kan alles
3. Een land dat veel in- en uitvoert

2. Wat is wederuitvoer?

1. de totale uitvoerwaarde
2. geëxporteerde goederen worden weer geïmporteerd
3. geïmporteerde goederen worden weer geëxporteerd
4. Een groot deel van het Nationaal Inkomen bestaat uit export

Wat is het percentage van ons nationaal inkomen dat we verdienen met export?

1. Importquote
2. Open economie
3. Contigentering
4. Exportquote

4. de exportquote bereken je door:

1. (exportwaarde x nationaal inkomen) : 1 00%
2. (exportwaarde : nationaal inkomen) x 100%
3. (exportwaarde : 100% x nationaal inkomen)
4. (nationaal inkomen : exportwaarde) x 100%

Een land dat veel in- en uitvoert in verhouding tot het nationaal inkomen, noem je ook wel...

1. Gesloten economie
2. Open economie

Een ander woord voor
doorvoerhandel is ...

1. wederinvoer
2. invoer
3. wederuitvoer
4. uitvoer

Om gelijkwaardige concurrentie mogelijk te maken, probeert de Europese Commissie de regels gelijk te trekken. Hoe noem je dit?

1. Gelijk trekken
2. Levelen
3. Harmonisatie

5. Bereken de exportquote:

BBP	650 miljard
Export	180 miljard
Import	79 miljard

1. 12,2 %
2. 39,8%
3. 43,9%
4. 27,7%

7. Wat betekent ECB?

1. Electric Card Banking
2. Europese Credit Bank
3. Europese Centrale Bakker
4. Europese Centrale Bank

8. Wat is geen taak van de ECB?

1. Geld uitlenen aan de eurolanden
2. omwisselen van vreemde valuta
3. eurobankbiljetten in omloop brengen
4. de inflatie bewaken

9. De ECB streeft naar stabiele prijzen in de EU. Wat is een andere taak van de ECB in europa?

1. Bij de ECB kan je binnen Europa geld pinnnen.
2. Bij de ECB kunnen producenten geld lenen.
3. De ECB regelt de uitgifte van bankbiljetten.
4. De ECB zorgt voor kredietverlening aan consumenten.

10. Wat is de hoofddoelstelling van de ECB?

1. Een soepel en betrouwbaar betalingsverkeer
2. Veilig houden van spaartegoeden
3. Een hoge koers van de euro
4. Stabiele prijzen (net geen 2% inflatie)