Oefentoets anatomie K1W1-1

Oefentoets
Anatomie
K1W1-1
Torso moet je weten!!
Kopieerblad
1 / 38
next
Slide 1: Slide
GezondheidskundeMBOStudiejaar 1,3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets
Anatomie
K1W1-1
Torso moet je weten!!
Kopieerblad

Slide 1 - Slide

Waar houdt de anatomie zich mee bezig?
A
met het functioneren van het menselijk lichaam
B
met het gebruik van het menselijk lichaam
C
met de bouw van het menselijk lichaam
D
met de bouw en de functie van het menselijk lichaam

Slide 2 - Quiz

Wat betekent het woord supra?
A
boven
B
onder
C
midden
D
achter

Slide 3 - Quiz

Alle cellen bevatten een celkern
Waar
Niet waar

Slide 4 - Poll

Hoe noem je een groep cellen met dezelfde bouw en functie?

Slide 5 - Open question

Waar is stofwisseling voor nodig?
A
opbouw
B
afbraak
C
opbouw en afbraak
D
uitscheiding

Slide 6 - Quiz

Is er voor beweging verbranding nodig?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Een celwand is semi permeabel
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wanneer krijg je een litteken?
A
beschadiging van de opperhuid
B
beschadiging van de lederhuid
C
beschadiging van het onderhuids bindweefsel
D
beschadiging van de hoornlaag

Slide 9 - Quiz

Waarvoor dienen talgklieren?

Slide 10 - Open question

Met welke kleur wordt een zuurstofrijk bloedvat aangegeven?

Slide 11 - Open question

Waar zijn roodheid, warmte, pijn, gestoorde functie, zwelling kenmerken van?
A
besmetting
B
ontsteking
C
infectie
D
genezing

Slide 12 - Quiz

Waarvoor dient de kleine bloedsomloop?
A
om het bloed te zuiveren
B
voor opname van zuurstof
C
om de organen van zuurstof te voorzien
D
voor afgifte van koolstofdioxide en opname van zuurstof

Slide 13 - Quiz

In welke ader vindt je kleppen?
arteriën
venen

Slide 14 - Poll

Welk orgaan is
cijfer 6

Slide 15 - Open question

Op welke plek kan een micro organisme het lichaam binnendringen?
A
via de mond
B
via de huid
C
via het bloed
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 16 - Quiz

Teken schematisch een cel

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Wat doet lipase?
A
afbreken van witte bloedcellen
B
afbreken van vetten
C
afbreken van rode bloedcellen
D
afbreken van eiwitten

Slide 19 - Quiz

Hoe wordt urine gevormd?

Slide 20 - Open question

Noem een aantal enzymen

Slide 21 - Open question

Vitamine D wordt aangemaakt in de opperhuid onder invloed van?

Slide 22 - Open question

Niet alle cellen delen zich onbeperkt. Welke cellen delen niet onbeperkt?
A
dwarsgestreepte spiercellen
B
huidcellen
C
slijmvliescellen
D
zenuwcellen

Slide 23 - Quiz

Wat is de functie van het subcutis?
A
informatie doorgeven vanuit de omgeving
B
uitdrogen voorkomen
C
beschermen en isoleren
D
bescherming tegen indringers van buitenaf

Slide 24 - Quiz

Welk orgaan is
cijfer 7

Slide 25 - Open question

Waardoor wordt decubitus veroorzaakt?

Slide 26 - Open question

Wat voor soort klier zie je op de afbeelding?

Slide 27 - Open question

Rode bloedcellen worden aangemaakt in het rode beenmerg en afgebroken in onder andere de milt
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Wat is er nodig voor bloedstolling?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes

Slide 29 - Quiz

waarvoor dienen de capillaire vaten?
A
bloed doorstroomt naar hersenen
B
bloed doorstroom naar cellen die niet aan bloedvaten liggen
C
bloed doorstroomt naar glad spierweefsel
D
bloed doorstroom naar het hart

Slide 30 - Quiz

Wat is waar?
A
Een slagader gaat van het hart af, zuurstofrijk, hoge druk
B
Een ader gaat van het hart af, zuurstofrijk, hoge druk

Slide 31 - Quiz

Welk orgaan is
cijfer 4

Slide 32 - Open question

Wat is de functie van gal?

Slide 33 - Open question

Hoe komt het dat het water je in de mond loopt bij het ruiken van eten?

Slide 34 - Mind map

Wanneer wordt een peuter zindelijk?

Slide 35 - Open question

Wat is het verschil tussen de kleine en grote bloedsomloop?

Slide 36 - Open question

Hoe noem je de beweging die ervoor zorgt dat voedsel via je mond in de maag komt?

Slide 37 - Open question

Waar wordt gal aangemaakt?
A
lever
B
galblaas
C
dunne darm
D
dikke darm

Slide 38 - Quiz