M1 NE paragraaf 4.3 lezen

Leerdoelen
- De tekstdoelen informeren en amuseren herkennen. 
- Instructies herkennen.
- Verwijswoorden herkennen.
- Signaalwoorden herkennen die een tijdsvolgorde aangeven.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Leerdoelen
- De tekstdoelen informeren en amuseren herkennen. 
- Instructies herkennen.
- Verwijswoorden herkennen.
- Signaalwoorden herkennen die een tijdsvolgorde aangeven.

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog? 

Slide 2 - Slide

De titel, tussenkopjes, de eerste en laatste alinea lezen zijn voorbeelden van...
A
Nauwkeurig lezen
B
Verkennend lezen

Slide 3 - Quiz

"Het flatgebouw is 165 meter hoog."
Dit is een...
A
Mening
B
Feit

Slide 4 - Quiz

Maar, echter en integendeel zijn voorbeelden van:
A
Een tegenstelling
B
Een opsomming

Slide 5 - Quiz

Welke manieren van lezen zijn er?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Wat wil de schrijver bereiken met een informerende tekst?
A
De lezer van iets overtuigen
B
De lezer vermaken
C
De lezer informatie geven
D
De lezer uitleg geven

Slide 8 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een informatieve tekst?
A
Tekst uit een schoolboek
B
Leesboek
C
Stripverhaal
D
Recept

Slide 9 - Quiz

Wat wil de schrijver bereiken met een amuserende tekst?
A
De lezer van iets overtuigen
B
De lezer vermaken
C
De lezer informatie geven
D
De lezer uitleg geven

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een amuserende tekst?
A
Tekst uit een schoolboek
B
Brief
C
Gebruiksaanwijzing
D
Stripverhaal

Slide 11 - Quiz

Is een instructie een informatieve- of een amuserende tekst?
A
Informatieve
B
Amuserende

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een instructie?
A
Brief
B
Handleiding
C
Boek
D
Nieuwsbericht

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Waarom gebruikt een schrijver verwijswoorden in zijn tekst?

Slide 15 - Mind map

Welke woorden zijn voorbeelden van verwijswoorden?
A
Maar/ daarentegen
B
Hij/zij
C
Als eerste/ vervolgens
D
Eerst/ ten slotte

Slide 16 - Quiz

Wat weet je nog? 

Slide 17 - Slide

Welke doelen kan een tekst hebben?

Slide 18 - Mind map

Wat is een voorbeeld van een instructie?
A
Recept
B
Nieuwsbericht
C
Stripverhaal
D
Leesboek

Slide 19 - Quiz

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Noem voorbeelden van signaalwoorden.

Slide 22 - Mind map

Welk signaalwoorden geven een tijdsvolgorde aan?
A
Bovendien en vervolgens
B
Toch en echter
C
Daarna en zodra

Slide 23 - Quiz

"Voordat Pien de deur uitgaat, geeft ze haar konijn te eten. Daarna fietst ze naar school."

Voordat en daarna zijn voorbeelden van:
A
Een opsomming
B
Een tegenstelling
C
Een tijdsvolgorde

Slide 24 - Quiz

Signaalwoorden..
A
verwijzen naar iets in de tekst.
B
geven aan dat iets van iemand is.
C
geven een eigenschap aan.
D
geven een verband aan in de tekst.

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Wat doe je als je zoekend leest?
A
Je leest niet de hele tekst, maar gaat op zoek naar het antwoord op de vraag
B
Je leest de hele tekst

Slide 27 - Quiz