Week 6: Grammar 11 - Used to

• English
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Grammar 11: Used to 

Je gebruikt "used to" om te verwijzen naar:

1. Gewoontes en situaties in het verleden
2. Mensen, dieren en dingen

Bevestigende zin
(+)

Ontkennende zin
(-)

Vragende zin
(?)

used to + hele werkwoord

use to + hele werkwoord

use to + hele werkwoord

Let op!

Bij een vragende (?) en ontkennende zin (-) gebruik je Didn't/did

Did...use to + hele werkwoord

Didn't use to + hele werkwoord

(-) There didn't use to be a gym here.

(?) Did your sister use to live in Amsterdam?

(+) My brother's best friend .....to live next door.

1. Used to
2. Use to

(-) We ........ hang out together, but we do now.

1. Used to
2. Didn't use to
3. Didn't used to

(?) .....Margaret ....... have a crush on Simon?

1. Used..... to
2. Did....use to
3. Did....used to

Exercise 14 AB

My dad referees national football matches.
(+) used to

His grandfather is a rugby champion.
(-) and (?)

Jerry is the best tennis player at his club, he lied.
(-) used to

Julia cycles to school everyday.
(-) and (?) used to

My sister and I watch every Liverpool match.
+ used to

My friend plays chess with his dad.
(+) used to

Wat is de functie van:
Because

1. (Logisch) gevolg
2. Reden/oorzaak
3. Keuze
4. Opsomming

Wat is de functie van
so

1. (Logisch) gevolg
2. Keuze
3. Opsomming
4. Tegenstelling

Wat is de functie van
but

1. (Logisch) gevolg
2. Keuze
3. Opsomming
4. Tegenstelling

Wat is de functie van
and

1. Reden/oorzaak
2. Keuze
3. Opsomming
4. Tegenstelling

Wat is de functie van
or

1. Reden/oorzaak
2. (logisch) gevolg
3. keuze
4. Tegenstelling

 Worksheet Exercise 

>> Choose between used to and would in the following sentences.