vrij 29 JAN 2021

Freitag, der neunundzwanzigste Januar
Ziel: Ik kan informatie uit een kijk/luisterfragment halen en ik weet hoe hoe je het voltooid deelwoord in  Duits vervoegen. 

  1. “Freeski-Fahrer Markus Eder” – K4/L1/A7 
  2. „Sportangebot“: K4/L2/A4
  3. „Zeig mir wie du tanzt“: K4/L2/A7
  4. Het voltooid deelwoord: K4/L2/A8

Hausaufgaben: Zie werkwijzer+ leerdoelenkaart+ Wörterliste! 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 14 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Freitag, der neunundzwanzigste Januar
Ziel: Ik kan informatie uit een kijk/luisterfragment halen en ik weet hoe hoe je het voltooid deelwoord in  Duits vervoegen. 

  1. “Freeski-Fahrer Markus Eder” – K4/L1/A7 
  2. „Sportangebot“: K4/L2/A4
  3. „Zeig mir wie du tanzt“: K4/L2/A7
  4. Het voltooid deelwoord: K4/L2/A8

Hausaufgaben: Zie werkwijzer+ leerdoelenkaart+ Wörterliste! 

Slide 1 - Slide

uitlegfilmpjes/plaatjes/
quizvragen die horen bij deze les 

Slide 2 - Slide

Op welke dingen moet ik letten bij het opzoeken van een woord in het woordenboek/ online-woordenboek?

Slide 3 - Open question

uitlegfilmpjes/plaatjes van afgelopen lessen en periode om terug te kijken op de volgende pagina

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

woorden, die je moet vertalen in je groepje 
van Kapitel 2

betrachten/ Anzug/ Abendkleid/ 
hören auf (aufhören is het hele werkwoord) /
 Schachtel/ hässlich/ Spielecke/ weinen

Slide 7 - Slide

woorden, die je moet vertalen in je groepje 
van Kapitel 3

gebrochen/ Kekse/ Küchen/riesig/ Geräusch/ Schwanz/ Kampf/ 
wach/ fangen an (van het ww anfangen)/ stark/ tapfer/ 
Hausschuh/ Spielzeugkanone

Slide 8 - Slide

woorden, die je moet vertalen in je groepje 
van Kapitel 4
Rauch/ Zauberwald/ Wer bist du/ Fluch/ lächelt/
Schloss/ Schlitten/ Räume/ Es schneit/ Schlosstor/
Affen/ Bach/ freuen sich/ Aufführung

Slide 9 - Slide

woorden, die je moet vertalen in je groepje 
van Kapitel 5
Thronsaal/ Zuckerpflaumen-Fee/ aufmerksam/
Röcke/ Stück/ Kosaken/ Luft/ Pfefferminzstäbchen/
Blumenwalzer

blz 45/55: 
Erzgebirge/ Märchenfigur/ Räuchermännchen

Slide 10 - Slide

woorden, die je moet vertalen in je groepje/alleen
van Kapitel 6
zurück/müde/ wach auf/ Weihnachtsmorgen/ Traum/ kein/ Wohnzimmertür/ blickt (komt van het ww blicken)
echter Prinz

Slide 11 - Slide

Wat was het doel van deze les?

Slide 12 - Open question

Heb jij het leerdoel gehaald? leg uit waarom.

Slide 13 - Open question

Noem 6 nieuwe woorden, die je vandaag hebt geleerd

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Wat zijn volgens jou de belangrijkste twee werkwoorden in het Nederlands?

Slide 19 - Open question

Hoe heten hebben en zijn in het Duits?
A
hebben en zijn
B
habben en zein
C
haben en sein
D
haben en seinen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

alles uit periode 1 komt hierna

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

0

Slide 35 - Video

Slide 36 - Slide