les 45 (10-03)

Les 45
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 45

Slide 1 - Slide

Le programme
Presentie
toets 23 maart en 13 april
Herhalen
 - Futur simple
 - Poser une question
Texte H
Au travail!
Devoirs

Slide 2 - Slide

Futur Simple
Wat komt er bij je boven?

Slide 3 - Mind map

Gebruik
Praten over toekomstige plannen en projecten

Dit ligt vaak ver in de toekomst!

Slide 4 - Slide

Hoe maak je de futur simple
- Hele werkwoord + volgende uitgangen:

  je choisirai
  tu choisiras
  il/elle/on choisira
  nous choisirons
  vous choisirez
  ils/elles choisiront
Let op!
bij de werkwoorden op -re (vendre, prendre), vervalt de 
-e. 
je vendrai, on prendra

Slide 5 - Slide

Le futur simple

Het woordje zal/zullen vertaal je dus NIET apart. Deze zit al in de uitgang verwerkt. 

Slide 6 - Slide

Noem zoveel mogelijk
kenmerken van een (Franse) vraag op!
timer
0:30

Slide 7 - Open question

Poser une question - herkennen
Aan welke kenmerken in onderstaande zinnen zie je dat het om een vraag gaat:

  • Est-ce que tu fais du sport?
  • Aimez-vous les fruits?
  • Pourquoi est-ce que tu as choisi ce profile?

Slide 8 - Slide

Poser une question - kenmerken
Je kunt dus aan verschillende 'dingen' zien dat het om een vraagzin gaat: 
- een vraagteken
- est-ce que...
- een vraagwoord (quel? pourqoui? Où?, etc)

Slide 9 - Slide

Hoeveel categorieën vragen zijn er in het Frans?

Slide 10 - Open question

Poser une question - categorieën
In het Frans zijn er twee soorten vraagzinnen:
- zonder vraagwoord
- met vraagwoord

blz 44 TB

Slide 11 - Slide

Poser une question - zonder vraagwoord
De vragen zonder vraagwoord zien er als volgt uit:
  • als een gewone zin, vragend uitgesproken
      'Vous parlez français?'
  •   est-ce que + gewone zinsvolgorde.
       'Est-ce que vous parlez français?'
  •   Inversie
      'Parlez-vous français?'

Inversie: omdraaien van onderwerp en persoonsvorm. 

Slide 12 - Slide

Poser une question - mét vraagwoord




'Pourquoi est-ce que vous parlez français?'
'Tu voudrais vivre en France pourquoi?'
'Pourquoi voudrais-tu vivre en france?'

Slide 13 - Slide

Maak de volgende zin vragend met 'est-ce que':

Tu habites aux Pays-Bas?

Slide 14 - Open question

Maak de volgende zin vragend met inversie:

Vous parlez français?

Slide 15 - Open question

Texte H -Acadiens, qui êtes-vous?
Wat betekent de titel denk je?
Wat voor soort tekst is het?

Slide 16 - Slide

filmpje les acadiens

Slide 17 - Slide

Au travail!
ex. 27a, b, c, d

13.43 uur

Slide 18 - Slide

Devoirs







Apprendre voca H
ex. 27a, b, c, d et e

Slide 19 - Slide