Examentraining: tekstdoel-tekstverband-signaalwoorden

Signaalwoorden
Signaalwoorden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOMiddelbare schoolLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Signaalwoorden
Signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Maandag 2 oktober
Doelen: 
Je leert op welke manieren je jouw tekst duidelijker kan maken.
Je weet wat signaalwoorden zijn en gebruikt deze kennis bij het maken van vragen.
Je weet wat voegwoorden zijn en past dit toe op een opdracht.

Slide 2 - Slide

Opdracht

- Je krijgt een tekst met daarin 'lege plekken'.
- Schrijf het juiste woord op de puntjes.
Vind je het lastig? Kijk dan op blz. 54 van je boek en maak een keuze uit de woorden die daar staan.
- Tijd: 3 minuten, daarna bespreken we het.

Slide 3 - Slide

Opdracht bespreken
Zie Worddocument
  • De woorden die je hebt ingevuld noemen we signaalwoorden. Signaalwoorden geven een verband aan.


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Daarom...
Signaalwoorden zorgen ervoor dat er een verband ontstaat tussen woorden, zinnen en alinea's. Kijk maar:
Ik ben thuis, want ik ben ziek.
Ik ben thuis en ik ben ziek.
Een ander signaalwoord zorgt voor een andere betekenis!
Handig om te weten voor de toets als je een vraag hierover krijgt. Handig om te gebruiken als je zelf een tekst schrijft.
Signaalwoorden zorgen ervoor dat er een verband ontstaat tussen woorden, zinnen en alinea's. Kijk maar: 
Ik ben thuis, want ik ben ziek.
Ik ben thuis en ik ben ziek.
Een ander signaalwoord zorgt voor een andere betekenis!

Handig om te weten voor de examens (luisteren+lezen). 
Handig om te gebruiken als je zelf een tekst schrijft.
Daarom...

Slide 6 - Slide

Extra
Voorbeelden van signaalwoorden en hun verbanden vind je hier:

Slide 7 - Slide

Doel: de tekst duidelijker maken
Signaalwoorden (hiermee verbind je zinnen/alinea's)

Maken: opdracht 5 (blz. 34) &
opdracht 1+2+6+7 (blz. 54)
Over 20 minuten bespreken we de opdrachten.
Eerder klaar? Taak 1-2- etc.

timer
20:00

Slide 8 - Slide

Doel: de tekst duidelijker maken (KERN, les 34)
Signaalwoorden (hiermee verbind je zinnen/alinea's)
Voegwoorden (hiermee plak je 2 zinnen aan elkaar)
Omschrijvingen (hiermee varieer je in taalgebruik)
Maken klassikaal: opdracht 5 (blz. 72) 
LET OP: woorden die een samenvatting aangeven->
kortom, samenvattend, al met al, met andere woorden, om kort te gaan, alles bij elkaar

Slide 9 - Slide

Doelen behaald?
Je leert op welke manieren je jouw tekst duidelijker kan maken.

Je weet wat signaalwoorden zijn en gebruikt deze kennis bij het maken van vragen.

Je weet wat voegwoorden zijn en past dit toe op een opdracht.

Slide 10 - Slide

Quizlet
signaalwoorden oefenen/leren

Toets op papier: humortechnieken

Slide 11 - Slide

Vul de tabel in, je mag overleggen.

Slide 12 - Slide

Invullen van de tabel

Slide 13 - Slide

Wat onthoud je van deze les?

Slide 14 - Slide