Doel: de tekst duidelijker maken (KERN, les 34)
Signaalwoorden (hiermee verbind je zinnen/alinea's)
Voegwoorden (hiermee plak je 2 zinnen aan elkaar)
Omschrijvingen (hiermee varieer je in taalgebruik)
Maken klassikaal: opdracht 5 (blz. 72)
LET OP: woorden die een samenvatting aangeven->
kortom, samenvattend, al met al, met andere woorden, om kort te gaan, alles bij elkaar