6/12: Argumenteren les 1

Welkom
Pak alvast: Oeroeg, Nieuw Nederlands, pen & papier
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom
Pak alvast: Oeroeg, Nieuw Nederlands, pen & papier

Slide 1 - Slide

Deze les
Lezen
Start nieuwe lessenreeks: argumenteren
1. Klassikale introductie
2. Zelfstandig een opdracht maken
3. Klassikale opdracht

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les
... kan je onderscheid maken tussen standpunten en argumenten;
... weet je het verschil tussen positieve en negatieve standpunten en standpunten van twijfel;
... kan je beargumenteren waarom je voor of tegen een bepaalde stelling bent.

Slide 3 - Slide

Even opfrissen
  • Wat is een standpunt?
  • Wat is een argument?
  • 'De maximumsnelheid van auto's moet niet hoger zijn dan 100 km/uur. Dat is veel beter voor het milieu.'

Slide 4 - Slide

Argumenteren
  • Vertellen wat je vindt en waarom
  • Dit kan in een gesprek of presentatie, maar ook schriftelijk
  • TW2: Leestoets argumenteren. Kennis toepassen op tekst
  • We gaan aan de slag met theorie over argumenteren (H6): soorten argumenten, tegenargumenten en weerlegging, argumentatiestructuren -en schema's, drogredenen en de aanvaardbaarheid van argumentatie

Slide 5 - Slide

Standpunten
  • Een standpunt is een mening over iets
  • Drie soorten: positief, negatief en van twijfel
  1. Ik vind het een goed idee dat Nederland minder geld aan ontwikkelingshulp gaat geven.
  2. Volgens mij is het niet verstandig dat Nederland minder geld aan ontwikkelingshulp gaat geven.
  3. Ik ben er nog niet uit of het slim is dat Nederland minder geld aan ontwikkelingshulp gaat geven.
  • Soms signaalwoorden: ik vind, volgens mij, ik denk dat, dus, daarom 

Slide 6 - Slide

Argumenten
  • Een argument is een reden voor wat je vindt 
  • Verdedigen eigen standpunt of aanvallen standpunt van een ander
  • Vaak signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers of een dubbele punt
  • 'Mobieltjes in de klas moeten verboden worden, omdat ze leiden tot concentratieverlies.'
  • 'Mobieltjes moeten juist niet verboden worden, omdat ze heel behulpzaam kunnen zijn bij sommige opdrachten.'

Slide 7 - Slide

Even oefenen
  • Maak opdracht 1: b, c en d
  • Wat is het standpunt? Noteer ook 'positief, negatief of twijfel'. Wat is het argument? Wat is het signaal?
  • Maak opdracht 2: tekst 1 en 2
  • Benoem per tekst standpunt, argument en signaalwoord
  • Blz. 35-36
  • 10 minuten, dan bespreken

Slide 8 - Slide

Opdracht 1
  • b Ik kan je nog niet vertellen wat ik van het nieuwe restaurant van Ron Blaauw vind(s): ik heb er alleen nog maar een recensie over gelezen(a). (t)
  • c Het is begrijpelijk dat de Lidl zo goed draait(s): in bijna alle vestigingen bakken ze tegenwoordig verse broodjes(a). (p)
  • d Bijna al mijn sportende kennissen hebben geregeld een blessure(a). Sporten is dus helemaal niet zo gezond(s). (n)

Slide 9 - Slide

Opdracht 2
  • Tekst 1:
  • Standpunt: Laten we daarom stoppen met de verplichte vrije dagen voor feestdagen van welke religie dan ook. 
  • Argument: alles wat hiervoor staat
  • Tekst 2:
  • Standpunt: Volgens mij zijn dergelijke wonderlijke activiteiten volslagen zinloos.
  • Argument: 'Toen ik ... nergens toe geleid.'

Slide 10 - Slide

Voor of tegen?
  • We behandelen een paar standpunten
  • Eens: bij het raam staan. Oneens: bij de deur staan. Twijfel: in het midden.
  • Als iedereen staat, druk ik op de bel en geef ik iemand het woord
  • Eerste standpunt over een best wel ingewikkeld onderwerp: de excuses voor de slavernij. Aan de hand van een filmpje

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Standpunt
  1. Nederland moet excuses aanbieden voor de slavernij.
  2. Leerlingen die gemiddeld een 7.5 staan, moeten vrijgesteld worden van lessen.
  3. Alleen mensen met een IQ hoger dan 85 mogen stemmen.
  4. De media mogen pas verhalen over seksueel misbruik publiceren als de daders veroordeeld zijn.

Slide 13 - Slide

Vooruitblik
Morgen: verder met soorten argumenten, tegenargumenten en weerleggingen + toets bespreken
Vrijdag: afronden Oeroeg

Slide 14 - Slide