Grammatica zinsdelen:
1. Je weet wat zinsdelen zijn.
2. Je weet wat de persoonsvorm is en je kunt de pv vinden in de zin.
3. Je weet wat het onderwerp is en je kunt het ow vinden in de zin.
4. Je weet hoe je het werkwoordelijk gezegde in de zin kunt vinden.
5. Je weet hoe je het lijdend voorwerp in de zin kunt vinden.