What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhaling spelling hoofdletters, leestekens en verwijswoorden
Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3,4
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
Slide 1 - Slide
Lesdoel en lesplan
Aan het eind van de les weet je hoe je verwijswoorden gebruikt.
Je weet hoe je hoofdletters en leestekens gebruikt.
Slide 2 - Slide
Verwijswoorden
Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt.
Het is beter om wat variatie aan te brengen.
Maak daarom af en toe een samengestelde zin en gebruik verwijswoorden.
Slide 3 - Slide
Verwijswoorden
Voorbeeld:
Max is blij. Max heeft 8 euro verdiend.
beter: Max is blij. Hij heeft 8 euro verdiend.
ook goed: Max is blij, want hij heeft 8 euro verdiend.
Slide 4 - Slide
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 5 - Slide
DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn
verwijswoorden
.
Ezelsbruggetje:
dez
E
en di
E
gebruik je bij d
E
-woorden.
di
T
en da
T
gebruik je bij he
T
-woorden.
Slide 6 - Slide
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 7 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,
________ vindt
________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze
Slide 8 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.
_________ denkt dat
________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 9 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 10 - Drag question
Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.
Slide 11 - Quiz
Verwijzen met een voorzetsel
De jongen ... ik op voetbal zit, komt ook op mijn verjaardag.
Met wie / waarmee?
Slide 12 - Slide
Verwijzen met een voorzetsel
De tandenborstel ... ik gisteren heb gepoetst, is ineens weg!
Met wie / waarmee?
Slide 13 - Slide
Verwijzen naar mensen
met
wie
op
wie
aan
wie
Verwijzen naar dieren, planten, dingen enzovoort
waar
mee
waar
op
waar
aan
Slide 14 - Slide
De jongen .... ik verliefd ben, heeft al een vriendin.
A
waarop
B
op wie
Slide 15 - Quiz
De fiets van oma, .... ik altijd naar school fiets, is kapot.
A
waarop
B
waarmee
C
met wie
Slide 16 - Quiz
Hoofdletters en leestekens
Slide 17 - Slide
Wanneer gebruik je een komma?
- tussen twee persoonsvormen:
Als je
wilt
,
mag
je ook komen.
- voor een voegwoord:
Ik wil wel,
maar
ik kan niet.
- tussen de delen van een opsomming
Ik moet eerst
werken, terugfietsen en eten.
Slide 18 - Slide
Wat zegt Joost?
Joost zegt ik wil graag een broodje
Slide 19 - Open question
Waar staan de leestekens en hoofdletters dan goed?
A
Joost zegt: "Ik wil graag een broodje."
B
Joost zegt, ik wil graag een broodje.
C
Joost zegt "Ik wil graag een broodje."
D
Joost zegt: "ik wil graag een broodje."
Slide 20 - Quiz
Wat zegt Joost?
ik wil graag een broodje zegt joost
Slide 21 - Open question
Waar staan de leestekens en hoofdletters dan goed?
A
"Ik wil graag een broodje." Zegt Joost.
B
"Ik wil graag een broodje," zegt Joost.
C
"Ik wil graag een broodje," Zegt Joost.
D
"Ik wil graag een broodje zegt Joost."
Slide 22 - Quiz
Wat vraagt Joost?
Mag ik een broodje vraagt joost
Slide 23 - Open question
Waar staan de leestekens en hoofdletters dan goed?
A
Mag ik een broodje vraagt Joost?
B
"Mag ik een broodje," vraagt Joost?
C
"Mag ik een broodje?" vraagt Joost.
D
"Mag ik een broodje, vraagt Joost."
Slide 24 - Quiz
Maak de cursus 7 paragraaf 1 opdracht 2, 3, 4 en 5
Slide 25 - Slide
Maak de cursus 7 paragraaf 10 opdracht 3, 4 en 5
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Open je digitale boek
Nieuw Nederlands Flex
7e editie
3 vmbo gt
Slide 28 - Slide
Maak straks opdracht 1, 2, 4 en 5.
Slide 29 - Slide
Klaar?
Klik op trainen en maak de herhaling van 2th of ga lezen.
Slide 30 - Slide
More lessons like this
Verwijswoorden, les 1, periode 2
February 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k, g, mavo
Leerjaar 2
Ostu 2.2 - Verwijswoorden (klas 2)
December 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
verwijswoorden
February 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3,4
H3 - Taalverzorging - Verwijswoorden
November 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3,4
B2 Herhaling verwijswoorden
April 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Starttaal vooraf - thema 1 - taalverzorging 2 (aanpassen)
October 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Formuleren 6.2 verwijswoorden en Spelling 7.2 leestekens, de komma
August 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
verwijswoorden
March 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3,4