thema 6 bs. 4 Aanpassingen bij dieren

Ecologie

basisstof 4 Aanpassingen bij dieren
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Ecologie

basisstof 4 Aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Slide

Leerdoelen voor deze les:
-Je moet bij verschillende soorten dieren aanpassingen aan het milieu kunnen beschrijven.


Slide 2 - Slide

welke aanpassingen zie jij bij de verschillende dieren in dit filmpje van The Lion King?

Slide 3 - Mind map

Aanpassingen van dieren

Dieren hebben zich in de loop van tijd aangepast aan hun omgeving zodat ze de grootste overlevingskans hebben.


We gaan nu kijken naar aanpassingen water/land-dieren, poten van zoogdieren en van vogels, en naar verschillen in snavels. 



Slide 4 - Slide

Waterdieren
-Kieuwen en vinnen 
-lichaam gestroomlijnd
Landdieren
-longen
-stevig skelet


landdieren versus waterdieren

Slide 5 - Slide

ademen door longen
ademen door kieuwen

Slide 6 - Slide

Huid met haartjes
huid met schubben en slijm

Slide 7 - Slide

Dieren in water kunnen groot worden
ze worden door het water gedragen
(blauwe vinvis)

Slide 8 - Slide

stevige poten
want ze moeten het eigen gewicht dragen
zwaar skelet en stevige poten
ze worden niet 'gedragen' door het water

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Landdieren
-Stevige botten
-Poten (zoolgangers, teengangers, topgangers)

Slide 11 - Slide

Poten van zoogdieren
zoolganger
(mandril aap = Rafikie)

Slide 12 - Slide

teenganger
hoefgangers/topgangers

Slide 13 - Slide

welke soort 'pootganger' is de leeuw? 
teenganger

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Vogels hebben aanpassingen
-Poten
-Snavels

Zazoe is een Roodsnaveltok

Slide 16 - Slide

verschillende poten van vogels
zangvogels hebben poten om op een tak kunnen staan

Slide 17 - Slide

roofvogels hebben poten met klauwen om prooien mee te vangen
Poten om hard te kunnen lopen 
( 70 km p/u)

Slide 18 - Slide

steltlopers lopen in ondiep water

watervogels hebben poten met zwemvliezen
(deze zie je niet op de Savanne!)

Slide 19 - Slide

verschillende snavels van vogels
de vorm  heeft te maken met het voedsel wat ze eten

Slide 20 - Slide

Snavels zijn aangepast aan voeding

Slide 21 - Slide

Opdracht in duo, 10 minuten.
Ontwerp een fantasie dier die heel goed is aangepast aan de Savanne, lees daarom eerst het stukje tekst onderaan. Geef details over hoe de aanpassingen het dier kunnen helpen overleven.
Lees eerst deze achtergrond informatie
Een savanne is een graslandecosysteem met een dunne spreiding van bomen. De savanne heeft slechts twee seizoenen , een nat en een droog seizoen . Het ecosysteem van de savanne is aangepast aan de vaak barre omstandigheden zoals hitte, droogte, bosbranden maar ook overvloedige regenval.
De bodem van de savanne is vulkanisch zand, dat rijk is aan voedingsstoffen, maar droog voor meer dan de helft van het jaar . Branden komen veelvuldig voor. De planten zijn robuust , brandwerend, met diepe wortels systemen en taai skins . Er zijn 55 soorten van acacia op de vlaktes . Stoere lange grassen zoals Bermuda en olifantsgras zijn voedsel bronnen voor de vele grazers.
Grazende dieren zoals antilopen , gazellen en zebra's hebben tanden die zijn aangepast voor het kauwen taaie savanne grassen. Giraffen en olifanten eten van hoge boom takken en bladeren die de grazers niet kunnen bereiken . Herbivoren zijn aangepast om te vluchten voor predatoren zoals leeuwen en cheeta's. Neushoorns en struisvogels hebben taai en moeilijk te doorboren huid, Giraffen hebben lange benen en olifanten te groot zijn voor roofdieren.
Veel dieren migreren tijdens het droge seizoen maar sommige dieren doen dat niet zij eten bijvoorbeeld waterhoudende plantenwortels en Olifanten breken boomstammen om uit te drinken.

Slide 22 - Slide

Hoe heeft de gier zich aangepast ?
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed zweven op de warme lucht
C
zijn snavel is scherp zodat de gier het vlees kan losscheuren
D
kale nek zodat de gier goed in de karkassen kan pikken

Slide 23 - Quiz

Hoe raakt de olifant zijn warmte kwijt?
A
doordat hij grijs is
B
doordat hij hele grote oren heeft en daarmee flappert
C
door hard te rennen
D
door zichzelf nat te sproeien

Slide 24 - Quiz

Hoe komt het dat dieren in het water zo ontzettend groot kunnen zijn?
A
ze hebben veel te eten
B
het water draagt hen
C
ze hebben hele grote botten

Slide 25 - Quiz

Waar horen olifanten bij?
A
hoefgangers of topgangers
B
teengangers
C
zoolgangers

Slide 26 - Quiz

Hoe ademen vissen?
A
door longen
B
door kieuwen

Slide 27 - Quiz

Waarom hebben olifanten zulke stevige poten?
A
kunnen ze harder rennen
B
kunnen ze beter trappen
C
om hun zware skelet te kunnen dragen

Slide 28 - Quiz

Welke dieren hebben de meest gestroomlijnde lichaamsvorm?
A
Landdieren
B
Waterdieren

Slide 29 - Quiz

Welke dieren hebben een zwaarder skelet?
A
Landdieren
B
Waterdieren

Slide 30 - Quiz

Een voorbeeld van een topganger is...
A
Een leeuw
B
Een aap
C
Een antilope
D
Een mens

Slide 31 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
De snavel van vogels zijn aangepast aan voedsel
B
A en C zijn juist
C
De poten van vogels zijn aanpast aan hun omgeving

Slide 32 - Quiz

Laatste vraag:
Deze poten zijn van een....
A
steltloper
B
loopvogel
C
roofvogel
D
watervogel

Slide 33 - Quiz

Nu zelf aan de slag!
Leerdoelen behaald?
-Je moet bij landdieren en waterdieren aanpassingen aan hun milieu (omgeving)kunnen beschrijven.
wat je moet doen:
-Lezen / bestuderen de tekst van bs 4 op bl. 69 tm72
-Maken: B4 opdracht 15 t/m 19. 
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
De extra uitleg (video's) uit deze lessonup door te nemen.

Slide 34 - Slide

Extra uitleg ecologie + afsluitende vragen.
De volgende 4 dia's bevatten extra uitlegmateriaal.
Je kunt ze vooraf bekijken of gebruiken als je een onderdeel/opdracht niet snapt


Slide 35 - Slide

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link