Grammatica - Present simple (he/she/it-regel)

Grammatica:
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica:

Slide 1 - Slide

Wat hebben we allemaal nodig? 

- Pen
- Schrift
- Telefoon of laptop

Slide 2 - Slide

Hoe was jullie weekend? 
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Today's goals
Aan het eind van deze les weet je wat de 'present simple' is
Aan het eind van deze les kan je de 'present simple' gebruiken in een zin

Slide 4 - Slide

Present simple: wat is dat? 
De tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present simple.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Hoe maak je de present simple? 
In bijna alle gevallen gebruik je gewoon het hele werkwoord (ook wel de stam genoemd):
Sleep - eat - dance - play - love - run
bv.  You eat too much

Alleen bij He/She/It komt er een:  +s 
He/she/it :eat +s -> He/she/it eats
He/she/it : Sleep +s -> He/she/it sleeps

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Het werkwoord rennen: Run
I run home - Ik ren naar huis.
You run home - Jij rent naar huis.
He runs home - Hij rent naar huis
She runs home - Zij rent naar huis.
It runs home - Het rent naar huis.
We run home - Wij rennen naar huis.
You run home - Jullie rennen naar huis.
They run home - Zij rennen naar huis.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Het werkwoord dansen: Dance
I dance at home - Ik dans thuis.
You dance at home - Jij danst thuis.
He dances at home - Hij danst thuis
She dances at home - Zij danst thuis.
It dances at home - Het danst thuis.
We dance at home - Wij dansen thuis.
You dance at home - Jullie dansen thuis.
They dance at home - Zij dansen thuis.

Slide 9 - Slide

Werkwoord: sleep
He .... a lot
A
sleep
B
sleeps
C
slep

Slide 10 - Quiz

Werkwoord: sleep
We .... a lot at home
A
sleeps
B
sleep

Slide 11 - Quiz

Werkwoord: sleep
You .... a lot at work
A
sleep
B
sleeps

Slide 12 - Quiz

Werkwoord: work
He .... a lot
A
work
B
works

Slide 13 - Quiz

Werkwoord: sleep
She .... a lot
A
works
B
work

Slide 14 - Quiz

Werkwoord: love
I .... many people
A
loves
B
love

Slide 15 - Quiz

Werkwoord: love
He .... many people
A
loves
B
love
C
lovs

Slide 16 - Quiz

Werkwoord: love
It .... many people
A
loves
B
lovs
C
love

Slide 17 - Quiz

Maak een werkwoordlijst met :
I .... (play) with toys

timer
3:00

Slide 18 - Open question

Maak een eigen werkwoordlijst
timer
3:00

Slide 19 - Open question

Hoe vond je deze les?
Wat heb je geleerd?

Slide 20 - Open question