Les 5 deel A znw + lidw + bijv nw les 4

Nederlands
Het lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands
Het lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen
- Herhaling vorige les
- Lesdoelen
- Ophalen kennis
- Theorie
- Quiz
- zelfstandig werken
- nabespreken les 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  1. Je weet wat een lidwoord is
  2. Je weet wat een zelfstandig naamwoord is
  3. Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is

Slide 3 - Slide

Zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden!

Slide 4 - Mind map

Wat zijn lidwoorden? 
  • Er bestaan drie lidwoorden: de, het en een

Een lidwoord komt altijd VOOR een zelfstandig naamwoord
de computer
- het kopje 
- een vogelhuisje
                                 Automatisch gebruiken wij de juiste lidwoorden.

Slide 5 - Slide

timer
0:20
Benoem de lidwoorden!

Slide 6 - Mind map

Kies het juiste lidwoord:


In ... café is het altijd gezellig.
A
de
B
het
C
een
D
geen lidwoord

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:


Er ligt ... geld op tafel.
A
de
B
het
C
een
D
geen lidwoord

Slide 8 - Quiz

Typ het juiste lidwoord:


Op dat plein staat ... mooi standbeeld.

Slide 9 - Open question

Zelfstandig naamwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 10 - Slide

Zelfstandig naamwoord (zn)
Een zelfstandig naamwoord is altijd een mens, dier, plant of ding. 
Voorbeelden: Olifant, laptop, huis, fiets, liedje. 

Namen zijn ook zelfstandig naamwoorden!
Voorbeelden: Ise, Sander, Jaimy, Iris, Kampen, IJsselmuiden,  Ichthuscollege etc. etc. 

Soms staat er een ander woord tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord, zoals: het leuke liedje. Liedje is dan het zn. 

Slide 11 - Slide

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?


'Mijn hond blaft soms heel luid.'
A
blaft
B
soms
C
hond
D
luid

Slide 12 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?


Heb jij nog een tip voor me?
A
tip
B
jij
C
nog
D
me

Slide 13 - Quiz

Een zelfstandig naamwoord is..
timer
0:20
A
Een werkwoord
B
Een plaatsnaam
C
Een mens, dier, ding of plant
D
Een zelfstandig persoon

Slide 14 - Quiz

Een zelfstandig naamwoord heeft altijd een lidwoord en andersom
timer
0:12
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoorden
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
  • Dit is een woord dat iets vertelt over een zelfstandig naamwoord.
  • Een bijvoeglijk naamwoord staat voor een zelfstandig naamwoorden (én achter een lidwoord). 
  • Er kunnen meerdere bijvoeglijknaamwoorden achter elkaar staan, die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord.


Slide 16 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden
Een klein huis.
Het kleine huis. 
Een mooi, klein huis. 
De kleine huizen. 

Slide 17 - Slide

spellingsregels bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden


Een houten stoel.
Het houten stoeltje.
De houten stoelen. 

Slide 19 - Slide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Als ontbijt eet ik het liefst een bruine boterham.'
A
ontbijt
B
liefst
C
bruine
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 20 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 21 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 22 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 23 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
slimme
B
tante
C
onvergetelijke
D
logeerpartij

Slide 24 - Quiz


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 25 - Quiz

Zou je het leuk vinden om bij Nederlands af en toe een samenwerkingsopdracht te doen?
timer
0:20
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 26 - Quiz

Opdracht

Slide 27 - Slide

Wat hebben wij deze les gedaan?
Wat hebben wij deze les geleerd?
Wat kunnen wij hiermee?
Wat was mijn inbreng tijdens deze les?
Op welk niveau heb ik gewerkt?
DE volgende keer :
Het werkwoord en het voorzetsel

Slide 28 - Slide