M2 Week 45 les 2


Grammatik:
  * der, die, das
  
1 / 35
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Grammatik:
  * der, die, das
  

Slide 1 - Slide

Sleep de blauwe vakjes naar de rode
Wat hoort bij elkaar?
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
die
die
das
der

Slide 2 - Drag question

Slide 3 - Slide

Woorden die eindigen op een "-e", "heit" "keit" "schaft" "ung" zijn:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 4 - Quiz

Als wij het lidwoord "het" gebruiken, vertaal je dat in het Duits meestal naar:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 5 - Quiz

Vrouwelijke personen/dieren krijgen het lidwoord:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 6 - Quiz

Mannelijke personen/dieren krijgen het lidwoord:
A
die
B
das
C
der
D
die (meervoud)

Slide 7 - Quiz

......... Freundschaft
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 8 - Quiz

........ Freund
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 9 - Quiz

...... Büchlein
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 10 - Quiz

...... Gründung
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 11 - Quiz

...... Sportler
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 12 - Quiz

...... Eltern
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 13 - Quiz

...... Mädchen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 14 - Quiz

..... Sportlerin
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 15 - Quiz

... Mann
A
die
B
das
C
der

Slide 16 - Quiz

... Tante
A
die
B
das
C
der

Slide 17 - Quiz

... Schuhe (mv)
A
die
B
das
C
der

Slide 18 - Quiz

... Bruder
A
ein
B
eine

Slide 19 - Quiz

... Haus (het)
A
ein
B
eine

Slide 20 - Quiz

...... Opa
A
ein
B
eine

Slide 21 - Quiz

..... Sängerin
A
ein
B
eine

Slide 22 - Quiz

..... Buch
A
ein
B
eine

Slide 23 - Quiz

..... Fragen
A
kein
B
keine

Slide 24 - Quiz

... Mutter
A
ein
B
eine

Slide 25 - Quiz

... Socken
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine

Slide 26 - Quiz

.... Buch

Slide 27 - Open question

.... Katze

Slide 28 - Open question

.... Tier

Slide 29 - Open question

.... Spinne

Slide 30 - Open question

.... Lehrerin (lerares)

Slide 31 - Open question

.... Onkel

Slide 32 - Open question

.... Pferd (paard)

Slide 33 - Open question

.... Spinne
.... Lehrer
.... Schaf
.... Schlaugen
die
das
die (meervoud)
der

Slide 34 - Drag question

Dus:
mannelijke woorden krijgen der als lidwoord.
vrouwelijke woorden krijgen die als lidwoord.
onzijdige woorden krijgen das als lidwoord.
woorden in het meervoud krijgen die als lidwoord. 


Slide 35 - Slide