Spelling groep 4 blok 4

Een werkwoord zegt wat een mens, dier of ding doet of wat er gebeurt
A
waar
B
niet waar
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Een werkwoord zegt wat een mens, dier of ding doet of wat er gebeurt
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quiz

Vul in:
De vogels zitten in de …..
A
boomen
B
bomen

Slide 2 - Quiz

Vul in:
De honden …. hard
A
blaffen
B
blafen

Slide 3 - Quiz


Ik hol
A
wij holen
B
wij hollen

Slide 4 - Quiz

ik vaar
A
wij varen
B
wij vaaren

Slide 5 - Quiz

Morgen ……. wij mijn verjaardag
A
fieren
B
vieren

Slide 6 - Quiz

Hij loopt naar school.
Is loopt een werkwoord?

A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Hij hangt zijn jas op.
Is jas een werkwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Iedereen maakt rekensommen.
Is maakt een werkwoord?

A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin:
Jip bakt een zandtaart.
A
Jip
B
bakt
C
een
D
zandtaart

Slide 10 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin:
Emre lacht buiten op het plein.
A
Emre
B
buiten
C
lacht
D
op het plein

Slide 11 - Quiz

Wat is een samenstelling
A
weegschaal
B
loopt
C
school
D
het

Slide 12 - Quiz

Wat is een samenstelling
A
vertelt
B
koelkast
C
een
D
bal

Slide 13 - Quiz

au of ou
A
zout
B
zaut

Slide 14 - Quiz

ei of ij
A
ijsbeer
B
eisbeer

Slide 15 - Quiz

au of ou
A
staut
B
stout

Slide 16 - Quiz

ei of ij
A
rijmpje
B
reimpje

Slide 17 - Quiz

Welk woord is goed geschreven
A
foordeur
B
zwemen
C
tuinslangen
D
sgelp

Slide 18 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
meeuwen
B
rozein
C
vrugten
D
waajen

Slide 19 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
bangk
B
regtdoor
C
gedraai
D
schreew

Slide 20 - Quiz