Vragenuurtje H3 -> M4 H3 (Planten en dieren) en H4 (Zintuigen)

Vragenuurtje H3 -> M4 H3 (Planten en dieren) en H4 (Zintuigen)



Code LessonUp:  gvmns
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vragenuurtje H3 -> M4 H3 (Planten en dieren) en H4 (Zintuigen)



Code LessonUp:  gvmns

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 3

Slide 2 - Slide

Wat is geen biotische factor?
A
Planten
B
Vijand
C
Voedsel
D
Zuurstof

Slide 3 - Quiz

Abiotische en biotische factoren (blz. 133)
Abiotische factoren: levenloze natuur (bijv. wind, water, zand en temperatuur)
Biotische factoren: levende natuur (voedsel, ziekteverwekkers en soortgenoten)
Aanpassingen van planten   (blz. 137)
1. voorjaarsbloeiers; bloeien voor de bomen voor voldoende licht.
2. klimplanten; klimmen omhoog voor voldoende licht
3. wortelrozetten; plant neemt ruimte in zodat hij voldoende water en mineralen kan opnemen
4. woestijnplanten; kleine bladeren tegen verdamping en dikke bladeren om water op te slaan

Slide 4 - Slide

Soorten gebitten:
plooikiezen: planteneters
knipkiezen: vleeseters
knobbelkiezen: alleseters
Soorten snavels, poten en voedsel 
Soort snavel
Soort voedsel
Soort poten
Kegelsnavel
harde zaden en noten
klimpoot
Pincetsnavel
insecten
klimpoot
Haaksnavel
prooidieren
grijppoten
Priemsnavel
bodemdiertjes
steltpoten
Zeefsnavel
plantjes en diertjes uit het water
zwemvliezen/zwempoten

Slide 5 - Slide

Doorsnede van een blad       (blz. 148)

Leer de functies van de 
verschillende onderdelen
(opperhuid, bladmoes, 
nerven en huidmondjes
).

Slide 6 - Slide

Een vaatbundel bestaat uit twee soorten vaten. Welk van deze twee vervoert water met mineralen?

Slide 7 - Open question

Nerf = vaatbundel = bastvaten en houtvaten (blz. 152)

Houtvaten stromen
omHoog met water en
mineralen

Bastvaten stromen naar
Beneden met water en
glucose

Slide 8 - Slide

Fotosynthese (blz. 158)
Verbranding (blz. 158)

Slide 9 - Slide

Voedingsstoffen gemaakt van glucose
Reservevoedsel opslaan (blz. 163)

De overgebleven glucose door de fotosynthese slaat de plant op in...
...knollen (verdikte wortels)
...bollen (korte stengel met dikke bladeren/rokken)
...zaden

Slide 10 - Slide

In een toendra-gebied leven allerlei soorten organismen samen.
Hoe noem je al deze soorten bij elkaar samen in dit gebied?
A
Ecosysteem
B
Individu
C
Levensgemeenschap
D
Populatie

Slide 11 - Quiz

Voedselrelaties (blz. 170)
Ecosysteem = abiotische en biotische factoren in een gebied
Levensgemeenschap = biotische factoren in een gebied
Populatie =  groep organismen van dezelfde soort
Individu = 1 organisme 

Slide 12 - Slide

In de noordwestelijke Atlantische Oceaan stortte de kabeljauwpopulatie begin jaren negentig volledig in. De Canadese overheid besloot daarom de vangst geheel te verbieden. De kabeljauw leeft daar van lodde, een visje dat zich voedt met plantaardig en dierlijk plankton.

Welke voedselketen is juist volgens de tekst?
A
Kabeljauw -> lodde -> plankton
B
Kabeljauw <- lodde <- plankton
C
plankton -> lodde -> kabeljauw
D
plankton <- lodde <- kabeljauw

Slide 13 - Quiz

Voedselketen (blz. 172)
Moet je zelf kunnen maken met informatie uit een tekst!
Begint altijd met een producten. Pijlen gaan in de richting van de energie (glucose)

Voedselweb (blz. 172)
Hieruit moet je een voedselketen kunnen halen!

Slide 14 - Slide

Bekijk de afbeelding.

Welk organisme hoort in laag X van deze voedselpiramide?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Piramides
Voedselketen in de vorm van een piramide
Piramide van biomassa is altijd piramide vorm
Noteer altijd het aantal/kilo's in/bij de verschillende lagen. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Koolstofkringloop
Bij de koolstofkringloop kijk je alleen naar het atoom koolstof --> dus de C

Tijdens fotosynthese en verbranding gaan de koolstofatomen van de ene stof over in de andere.

Dus van CO2, naar glucose, naar CO2

Slide 18 - Slide

Stikstofkringloop
Bij de stikstofkringloop volg je het atoom stikstof --> aangegeven met een N

Het atoom N gaat van stikstof naar eiwit naar nitraat naar stikstof

Slide 19 - Slide

Hoofdstuk 4
Zintuigen

Slide 20 - Slide

Zintuigen
prikkel: iets uit je omgeving waar je op reageert
impuls: elektrisch stroompje door je zenuwen

prikkel -> zintuig -> impuls -> zenuw -> hersenen -> impuls -> zenuw -> spier

Slide 21 - Slide

Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
Netvlies
Gele vlek
Oogzenuw
Iris
Harde oogvlies
Glasachtig lichaam
Vaatvlies

Slide 22 - Drag question

In het netvlies zitten verschillende typen zintuigcellen. De activiteiten van deze zintuigcellen worden met elkaar vergeleken.

Welke beschrijving geldt in een donkere ruimte?
A
De kegeltjes maken de meeste impulsen.
B
De staafjes maken de meeste impulsen.
C
De kegeltjes en staafjes maken evenveel impulsen.
D
De kegeltjes en staafjes maken allebei geen impulsen.

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

Slide 26 - Video

Onderdelen oor
Leer de onderdelen en de functies.

Slide 27 - Slide

Een luipaardgekko jaagt ’s nachts op kleine dieren. Als een luipaardgekko gaat jagen verandert de pupil-opening.

Wordt de pupil-opening groter of kleiner?
A
De pupilopening wordt groter doordat de kringspiertjes samentrekken.
B
De pupilopening wordt kleiner doordat de kringspiertjes samentrekken.
C
De pupilopening wordt groter doordat de lengtespiertjes samentrekken.
D
De pupilopening wordt kleiner doordat de lengtespiertjes samentrekken.

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Video

Accommoderen
= boller en platter maken van de lens om scherp te zien
Dichtbij -> bolle lens -> accommodatiespier aangespannen
Ver weg -> platten lens -> lensbandjes aangespannen
Pupilreflex
Pupil kleiner (licht) -> kringspiertjes trekken samen
Pupil groter (donker) -> lengtespiertjes trekken samen
Let op! Iris verandert van vorm. 
Straalvormig lichaam = accommodatie-spier

Slide 30 - Slide

Je wil een kopje koffie pakken. Ze de betrokken zenuwcellen in de juiste volgorde. 
Je ziet de koffie.
Je pakt de koffie.
Gevoels-zenuwcel
schakel-zenuwcel
bewegings-zenuwcel

Slide 31 - Drag question

Zenuwen
1. gevoelszenuwcel: verbonden met zintuig en heeft cellichaam halverwege de uitloper.
2. schakelzenuwcel: in het ruggenmerg en de hersenen (centrale zenuwstelsel)
3. bewegingszenuwcel: verbonden met spier en cellichaam zit aan het begin. 

Slide 32 - Slide

Sleep de naam naar de juiste zenuwcel.
gevoelszenuwcel
bewegingszenuwcel
schakelzenuwcel

Slide 33 - Drag question

Zenuwen en het ruggenmerg

Slide 34 - Slide

Sleep de functie en plaatjes naar het juiste deel van de hersenen.
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersen- stam
reflexen
bewuste reacties
levensprocessen: ademhaling, hartslag

Slide 35 - Drag question

Hersenen
Grote hersenen: bewuste reacties
Kleine hersenen: coördinatie
Hersenstam: levensprocessen (ademhaling, hartslag) en reflexen


Reflexen
Uit hoofd en hals -> via hersenstam
Uit romp en ledematen -> via ruggenmerg

Je doet voordat je denkt. 

Slide 36 - Slide

Hormoonklieren
Leer de tabel/blz. 70.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video