1. Recepten en antibiotica

1. Recepten en antibiotica

Doktersassistenten
Leerjaar 3
Periode 2
Farmacologie deel F
J. Witte. MEd
1 / 56
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1. Recepten en antibiotica

Doktersassistenten
Leerjaar 3
Periode 2
Farmacologie deel F
J. Witte. MEd

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1. Ik kan controleren of een recept volledig is aan de hand van de checklist.
2. Ik kan informatie opzoeken in het FK over antibiotica, selecteren wat de patiënt nodig heeft en vertalen in begrijpelijke taal.
3. Ik kan bepalen of een geneesmiddelenrecept herhaald mag worden en onder welke voorwaarden.

Slide 2 - Slide

5

Slide 3 - Video

00:34
Is het controleren op interacties ook een taak van de doktersassistent?
A
Ja, apothekers-én doktersassistent
B
Nee, alleen van de doktersassistent
C
Nee, alleen de apotheker
D
Nee dat is geen taak van de doktersassistent

Slide 4 - Quiz

00:55
Moet jij als doktersassistent interacties kunnen opzoeken in het FK?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

01:22
Moet de DA weten of een middel direct mee te nemen is of later opgehaald moet worden?
Ja
Nee
Dat is wel handig

Slide 6 - Poll

01:41
Moet de DA ook weten hoed een middel toegediend moet worden?
A
Nee, dat is altijd de taak van de AA
B
Nee, want dat staat op de verpakking
C
Ja want je kunt daar vragen over krijgen
D
Ja want dat moet je uitleggen vóór gebruik

Slide 7 - Quiz

02:25
Moet je als DA ook info kunnen geven over toediening (b.v pufjes)?
A
Ja, want je kunt daar vragen over krijgen
B
Nee dat is de taak van de AA
C
Nee dat is de taak van de huisarts
D
Nee dat is de taak van de POH

Slide 8 - Quiz

Recept controleren

Voldoet dit recept aan de wettelijke eisen?
Noteer waarom wel/ niet a.d.h.v. de checklist bij het lesmateriaal

Slide 9 - Slide

Receptuur
Neem het document door: 
receptuur en achtergrondinformatie
zie lesmateriaal

Slide 10 - Slide

Wat moet er extra aan info toegevoegd worden aan een recept voor een kind?
A
Geboortedatum + gewicht
B
Lengte + gewicht
C
Geboortedatum + lengte
D
Geslacht

Slide 11 - Quiz

Mag een arts recepten voor meerdere geneesmiddelen op één receptblaadje schrijven?
A
Ja dat mag altijd
B
Ja maar niet bij opiaten
C
Ja, maar niet bij antibiotica
D
Nee dat mag nooit

Slide 12 - Quiz

Welke van de onderstaande geneesmiddelen valt onder de opiatenwet?
A
amoxicilline
B
ibuprofen
C
atenolol
D
oxycodon

Slide 13 - Quiz

Welke van de onderstaande geneesmiddelen valt onder de opiatenwet?
A
simvastatine
B
cannabis
C
acetylsalicylzuur
D
acetylcysteïne

Slide 14 - Quiz

Welke van de onderstaande geneesmiddelen valt onder de opiatenwet?
A
methylfenidaat
B
Fragmin
C
prednison
D
levothyroxine

Slide 15 - Quiz

Waarom is er een 'opium wet'?
Omdat deze medicatie......
A
de rijvaardigheid beïnvloedt
B
verslavend is
C
resistentie kunnen veroorzaken
D
erg duur zijn

Slide 16 - Quiz

Mag je een geneesmiddel dat onder de opiumwet valt mee naar het buitenland nemen?
A
Ja dat is geen probleem
B
Ja, maar met een medische/ Schengen-verklaring
C
Ja dat mag altijd, maar wel in de verpakking
D
Nee dat mag niet

Slide 17 - Quiz

Mag een opiatenrecept voorgedrukt zijn en dan ondertekend (pen) door de arts?
A
Ja , als de handtekening maar geschreven is
B
Ja, maar alleen met stempel van de praktijk
C
Ja, de DA mag daarvoor tekenen
D
Nee dat mag niet

Slide 18 - Quiz

Hoe moet het gebruik beschreven worden op een opiatenrecept?
A
cijfers in letters schrijven
B
24 uurs gebruik beschrijven
C
met onuitwisbare inkt
D
antw. A, B en C

Slide 19 - Quiz

Een medicatierecept begint altijd met de letter 'R'. Dat betekent....
A
recipe = 'neem'
B
residentie = 'naam praktijk'
C
reason = 'indicatie'
D
resorb = 'aantal en dosis'

Slide 20 - Quiz

Op een medicatierecept staat: 'da/'
Dat betekent....
A
Datum van voorschrijven
B
Toedieningsvorm
C
Dosis
D
Gebruik

Slide 21 - Quiz

Op een medicatierecept staat: 'S/'
Dat betekent....
A
Datum van voorschrijven
B
Toedieningsvorm
C
Dosis
D
Gebruik

Slide 22 - Quiz

De afkorting: 'tab.vag.' op een geneesmiddelenrecept betekent:
A
herhaal
B
bloedbaan
C
zetpil
D
vaginaal tablet

Slide 23 - Quiz

De afkorting: 'iter.' op een geneesmiddelenrecept betekent:
A
herhaal
B
bloedbaan
C
zetpil
D
vaginaal tablet

Slide 24 - Quiz

De afkorting: 'i.v.' op een geneesmiddelenrecept betekent:
A
herhaal
B
bloedbaan
C
zetpil
D
vaginaal tablet

Slide 25 - Quiz

De afkorting: 'a.n.' op een geneesmiddelenrecept betekent:
A
onderhuids
B
voor de nacht
C
zo nodig
D
's avonds

Slide 26 - Quiz

De afkorting: 'vesper.' op een geneesmiddelenrecept betekent:
A
onderhuids
B
voor de nacht
C
zo nodig
D
's avonds

Slide 27 - Quiz

De afkorting: 's.c.' op een geneesmiddelenrecept betekent:
A
onderhuids
B
voor de nacht
C
zo nodig
D
's avonds

Slide 28 - Quiz

De afkorting: 'i.m.' op een geneesmiddelenrecept betekent:
A
onderhuids
B
in de bloedbaan
C
in de spier
D
onder de tong

Slide 29 - Quiz

Op een geneesmiddelenrecept moet altijd de .........naam van het geneesmiddel gebruikt worden
A
generieke
B
specialité
C
chemische
D
groeps-

Slide 30 - Quiz

Een medicatie voorschrijft voor ethynylestradiol/levonorgestrel is........geldig bij eerste voorschrift
A
15 dagen
B
1 maand
C
3 maanden
D
12 maanden

Slide 31 - Quiz

Een herhaalrecept voor temazepam
is .......maanden geldig
A
15 dagen
B
1 maand
C
3 maanden
D
12 maanden

Slide 32 - Quiz

Een herhaalrecept wordt aangevraagd bij de
A
apotheek
B
doktersassistent
C
huisarts
D
POH

Slide 33 - Quiz

Een recept voor amoxicilline/clavulaanzuur mag je altijd herhalen
Ja
nee

Slide 34 - Poll

Bij een herhaalrecept voor metoprolol moet je nagaan of:
A
er sprake is van therapieontrouw
B
datum laatste controle
C
er (ernstige) bijwerkingen zijn
D
antw. A, B en C

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Waarom mag je een antibioticarecept niet zomaar herhalen?
A
meer kans op interacties
B
meer kans op bijwerkingen
C
meer kans op antibioticaresistentie
D
kans op cumulatie

Slide 47 - Quiz

Bij welke patiëntengroepen mag je een antibioticarecept WEL herhalen?

Slide 48 - Open question

Opdracht 
Kijk bij het lesmateriaal naar de 25 meest voorgeschreven herhaalrecepten.
Noteer bij elk geneesmiddel in één woord/zin wat voor soort geneesmiddel het is.

Slide 49 - Slide

FK: amoxicilline
  1. Wat kunnen redenen zijn om een herhaalrecept voor dit middel te continueren?
  2. Zijn er redenen om dat niet te doen?
  3. Wat met je daarvoor nagaan/ controleren?
  4. Moet je nog een advies geven aan de patiënt?

Slide 50 - Slide

FK: doxycycline
  1. Wat kunnen redenen zijn om een herhaalrecept voor dit middel te continueren?
  2. Zijn er redenen om dat niet te doen?
  3. Wat met je daarvoor nagaan/ controleren?
  4. Moet je nog een advies geven aan de patiënt?

Slide 51 - Slide

FK: nitrofurantoïne
  1. Wat kunnen redenen zijn om een herhaalrecept voor dit middel te continueren?
  2. Zijn er redenen om dat niet te doen?
  3. Wat met je daarvoor nagaan/ controleren?
  4. Moet je nog een advies geven aan de patiënt?

Slide 52 - Slide

FK: fucidin creme
  1. Wat kunnen redenen zijn om een herhaalrecept voor dit middel te continueren?
  2. Zijn er redenen om dat niet te doen?
  3. Wat met je daarvoor nagaan/ controleren?
  4. Moet je nog een advies geven aan de patiënt?

Slide 53 - Slide

Herhaalrecepten antibiotica

Slide 54 - Mind map

Leerdoelen
1. Ik kan controleren of een recept volledig is aan de hand van de cheklist.
2. Ik kan informatie opzoeken in het FK over antibiotica, selecteren wat de patiënt nodig heeft en vertalen in begrijpelijke taal.
3. Ik kan bepalen of een geneesmiddelenrecept herhaald mag worden en onder welke voorwaarden.

Slide 55 - Slide

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 56 - Poll