6. Bloedverdunners en statinen

6. Bloed-verdunners en statinen


Doktersassistenten
Leerjaar 3, periode 2
Farmacologie, deel F
J. Witte, MEd
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

6. Bloed-verdunners en statinen


Doktersassistenten
Leerjaar 3, periode 2
Farmacologie, deel F
J. Witte, MEd

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1. Ik kan uitleggen hoe bloedstolling tot stand komt.
2. Ik kan uitleggen hoe verschillende groepen geneesmiddelen ingrijpen op één van de stappen van het bloedstollingsproces.
3. Ik kan informatie opzoeken in het FK en selecteren en deze in begrijpelijke taal omzetten voor een patiënt . Ik kan de patiënt over dit geneesmiddel adviseren en ik kan bepalen of het recept herhaald mag worden en op welke voorwaarden.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Een ander woord voor bloedstolling is
A
homeostase
B
hemolyse
C
hemostase
D
vasoconstrictie

Slide 4 - Quiz

Het stollingsproces verloopt in deze volgorde
A
vasoconstrictie- aggregatie- coagulatie
B
aggregatie - coagulatie - vasoconstrictie
C
coagulatie -aggregatie-vasoconstrictie
D
aggregatie-coagulatie-hemostase

Slide 5 - Quiz

Waarom vindt er bij hemostase eerst vasoconstrictie plaats?
A
De bloedplaatjes komen dan vrij uit de vaatwand
B
anders kan er geen korstje vormen
C
dan komen er stollingsfactoren vrij
D
minder bloedverlies

Slide 6 - Quiz

Aggregatie is
A
het vormen van de trombus (=stolsel)
B
het samenklonteren van trombocyten
C
het samenklonteren van erytrocyten
D
het vormen van fibrinedraden

Slide 7 - Quiz

Fibrinedraden (nodig in een stolsel) worden gemaakt tijdens de:
A
vasoconstrictie
B
aggregatie
C
coagulatie
D
hemlyse

Slide 8 - Quiz

Het vormen van een trombus moet ook weer stoppen. Dit heet...
A
fibrinolyse
B
fibrine
C
fibrinogeen
D
hemolyse

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

International Normalised Ratio
Verhoudingsgetal dat aangeeft hoe snel het bloed stolt.
Normaal = 1
INR > 1: het bloed doet er langer over om te stollen: kans op bloedingen! vit K (Konakion) om bloed sneller te laten stollen.
INR< 1: het bloed stolt te snel
Welke INR acceptabel is wordt bepaald door een specialist (b.v. cardioloog) en ingesteld door de trombosedienst.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Een patiënt die ooit een TIA gehad heeft krijgt doorgaans
A
acenocoumarol
B
acetylsalicylzuur
C
heparine (of een vergelijkbaarmiddel)
D
trombolytica

Slide 16 - Quiz

Een patiënt die een CVA gehad heeft of een hartritmestoornis heeft krijgt doorgaans
A
acenocoumarol
B
acetylsalicylzuur
C
heparine (of een vergelijkbaarmiddel)
D
trombolytica

Slide 17 - Quiz

Een patiënt die op dit moment een myocardinfarct doormaakt krijgt doorgaans
A
acenocoumarol
B
acetylsalicylzuur
C
heparine (of een vergelijkbaarmiddel)
D
trombolytica

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

FK: acetylsalicylzuur cardio
  1. Wat kunnen redenen zijn om een herhaalrecept voor dit middel te continueren?
  2. Zijn er redenen om dat niet te doen?
  3. Wat moet je daarvoor nagaan/ controleren?
  4. Moet je nog een advies geven aan de patiënt?

Slide 22 - Slide

FK: acenocoumarol
  1. Wat kunnen redenen zijn om een herhaalrecept voor dit middel te continueren?
  2. Zijn er redenen om dat niet te doen?
  3. Wat moet je daarvoor nagaan/ controleren?
  4. Moet je nog een advies geven aan de patiënt?

Slide 23 - Slide

FK: simvastatine
  1. Wat kunnen redenen zijn om een herhaalrecept voor dit middel te continueren?
  2. Zijn er redenen om dat niet te doen?
  3. Wat moet je daarvoor nagaan/ controleren?
  4. Moet je nog een advies geven aan de patiënt?

Slide 24 - Slide

Leerdoelen
1. Ik kan uitleggen hoe bloedstolling tot stand komt.
2. Ik kan uitleggen hoe verschillende groepen geneesmiddelen ingrijpen op één van de stappen van het bloedstollingsproces.
3. Ik kan informatie opzoeken in het FK en selecteren en deze in begrijpelijke taal omzetten voor een patiënt . Ik kan de patiënt over dit geneesmiddel adviseren en ik kan bepalen of het recept herhaald mag worden en op welke voorwaarden.

Slide 25 - Slide

trombocyten
aggregatieremmers

Slide 26 - Mind map

anticoagulantia

Slide 27 - Mind map

statinen

Slide 28 - Mind map

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll