22B3S - quiz MK deel 1

22B3S - quiz MK deel 1
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

22B3S - quiz MK deel 1

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen sensorische input en motorische output bij de werking van het zenuwstelsel?
A
Sensorische input verloopt via de hersenen en motorische output niet.
B
Motorische output verloopt via de hersenen en sensorische input niet.
C
Sensorische input verloopt via sensoren en motorische output via effectoren.
D
Sensorische input verloop via effectoren en motorische output via sensoren.

Slide 2 - Quiz

Het ......... ligt beschermd binnen schedel en wervelkolom.
A
perifere zenuwstelsel
B
centrale zenuwstelsel

Slide 3 - Quiz

Het verlengde merg wordt
tot het ............... gerekend.
A
Centrale zenuwstelsel
B
Perifere zenuwstelsel

Slide 4 - Quiz

Het autonome zenuwstelsel is werkzaam bij de:
A
Vegetatieve integratie
B
Animale integratie

Slide 5 - Quiz

Het animale zenuwstelsel is werkzaam bij de:
A
Animale integratie
B
Vegetatieve integratie

Slide 6 - Quiz

Het onwillekeurige zenuwstelsel is werkzaam bij de:
A
Animale integratie
B
Vegetatieve integratie

Slide 7 - Quiz

Het vegetatieve zenuwstelsel is werkzaam bij de:
A
Animale integratie
B
Vegetatieve integratie

Slide 8 - Quiz

Het willekeurige zenuwstelsel is werkzaam bij de
A
Animale integratie
B
Vegetatieve integratie

Slide 9 - Quiz

Een van de taken van het zenuwstelsel is de coördinatie van de vegetatieve functies van het lichaam.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Bij het bewegen van je voet gaan er impulsen vanuit het centrale zenuwstelsel naar de spieren in je voet.
A
Deze impulsen zijn afferent
B
Deze impulsen zijn efferent

Slide 11 - Quiz

Als je iets proeft met je tong gaan er impulsen vanuit je tong naar je hersenen.
A
Deze impulsen zijn efferent
B
Deze impulsen zijn afferent

Slide 12 - Quiz

Afferente zenuwcellen zijn:
A
sensibele zenuwcellen
B
Motorische zenuwcellen
C
schakelcellen

Slide 13 - Quiz

Efferente zenuwcellen zijn:
A
Sensibele zenuwcellen
B
Motorische zenuwcellen
C
Schakelcellen

Slide 14 - Quiz

De meeste ........... liggen in het centraal zenuwstelsel
A
sensibele zenuwcellen
B
motorische zenuwcellen
C
schakelcellen

Slide 15 - Quiz

De algemene werking van het zenuwstelsel is te verdelen in drie achtereenvolgende fases: motorische input, verwerking en sensorische output.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Wanneer je de delen van het centrale zenuwstelsel opnoemt, hou je je bezig met de anatomische indeling van het zenuwstelsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Het animale zenuwstelsel bestaat uit het sympathische en het parasympathische systeem.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Als je net gegeten hebt, komt het sympathische systeem in actie om de werking van de spijsverteringsorganen te stimuleren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Als je reageert op wat iemand tegen je zegt, wordt dat door het animale zenuwstelsel aangestuurd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Sensibele zenuwcellen vervoeren afferente informatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

De meeste schakelcellen vind je in het perifere zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Met witte stof bedoel je het zenuwweefsel dat bestaat uit axonen die omwikkeld zijn door een myelineschede.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit witte stof.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Een gemengde zenuw bevat afferente en efferente zenuwvezels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Via de synaps aan het uiteinde van een dendriet worden impulsen overgedragen naar de axon van de volgende zenuwcel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Neurotransmitters kunnen de impulsen doorgeven of onderbreken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Welke 3 typen neuronen zijn er?

Slide 28 - Open question

Wat is de volgorde van prikkelgeleiding?

Slide 29 - Open question

De verschillende korte vertakkingen van de zenuwcel die prikkels naar het cellichaam geleiden, worden dendrieten genoemd
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

De hersenstam verbindt de hersenen met het ruggenmerg en bestaat uit:

Slide 31 - Open question

Waar wordt liquor gemaakt?
A
In de hersenstam
B
In de ventrikels
C
In het ruggenmerg

Slide 32 - Quiz

Welke informatie worden door de afferente banen vervoerd?
A
motorische informatie
B
sensorische informatie

Slide 33 - Quiz

Thalamus is het schakelstation van bijna alle afferente banen met sensorische informatie uit de zintuigen, op weg naar de grote hersenen en kleine hersenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quiz

Welk onderdeel van de hersenen zorgt voor de concentratie?

Slide 35 - Open question

Hypothalamus is het hoogste besturingssysteem van:
A
autonome zenuwstelsel
B
animale zenuwstelsel

Slide 36 - Quiz