donderdag 3 juni gevorderd

Woordenschat

Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: toekomst

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

geduldig 

(bijvoeglijk naamwoord; bnw)

• wanneer je rustig wacht op wat er gebeuren gaat, zonder dat je dat vervelend vindt. 
• tegenstelling: ongeduldig
• Iemand is geduldig; ik ben geduldig, jij bent geduldig, wij zijn geduldig
• zelfstandig naamwoord: het geduld
• zin: De geduldige mevrouw wachtte rustig in de rij bij de kassa.
• zin: Als je docent bent moet je veel geduld hebben, maar soms is het geduld op!

de eis

(zelfstandig naamwoord; znw)

• iets waarvan je vindt dat het zeker/absoluut moet gebeuren, 
• meervoud: de eisen
• werkwoord: eisen stellen                                                                                                                                     ik stel eisen, jij stelde eisen, wij hebben eisen gesteld
• werkwoord:  voldoen aan eisen                                                                                                                           ik voldoe aan de eis, ik voldeed aan de eis, ik heb aan de eis voldaan
• zin: De docent stelt eisen aan de opdracht.
• zin: De opdracht is goed als aan de eisen is voldaan.

beheersen

(werkwoord; ww)

• kennen of kunnen
• beheersen: je weet iets = kennen
• beheersen: je kunt iets (doen)= kunnen
• zin: Ik ken de woordenschat van het thema nu goed, ik beheers de betekenis van de woorden. 
  
• zin: Ik beheers de voetbalsport want ik kan het vaak oefenen.

ingaan op

(scheidbaar werkwoord; ww)

• reageren op iets door er aandacht aan te geven/ 
• een voorstel/verzoek accepteren
• op iets ingaan
• ww: ik ga in op....., ik ging in op......., ik ben ingegaan op......
• zin: De leerling gaat in op iets wat de docent zegt.
• zin: Ik vond het voorstel om naar de film te gaan leuk, ik ben ingegaan op zijn uitnodiging.

de verpleging

(zelfstandig naamwoord; znw)

• zorgen voor zieke mensen als beroep (als je werk)
• beroep: de verpleegster (vrouw) /de verpleger  (man)
• werkwoord: verplegen                                                                                                          ik verpleeg, ik verpleegde, ik heb verpleegd
• zin: Ik vind werken in de verpleging een mooi beroep, ik heb daarvoor verpleegkunde gestudeerd.
• zin: In het ziekenhuis worden steeds minder coronapatiënten verpleegd.

Als je geduldig bent dan........
(er zijn twee goede antwoorden)

1. dan wacht je liever niet.
2. wacht je rustig op je beurt.
3. kun je goed wachten.
4. vind je het moeilijk om op je beurt te wachten.

Vul het woord in
De ..............mevrouw wachtte rustig in de rij voor de kassa.

Als je eisen stelt dan

1. vind je dat iets absoluut moet gebeuren.
2. ben je geduldig.

Als je voldoet aan de eis dan

1. doe je een paar dingen van de opdracht.
2. heb je de opdracht gedaan zoals die gevraagd wordt.

Welk voorzetsel hoort bij
ingaan .........

1. met
2. bij
3. in
4. op

Als je ingaat op een verzoek dan......
(Er zijn meer goede antwoorden)

1. accepteer je het verzoek.
2. reageer je op het verzoek.
3. geef je er aandacht aan.
4. dan weiger je het verzoek.

beheersen
is dat je ....................

1. iets bedenkt.
2. iets kent.
3. iets kunt.
4. iets doet.

Als je een taal goed beheerst dan .......... je veel woorden.

(er zijn twee goede antwoorden)

1. schrijf
2. kun
3. ken
4. weet

Verpleging heeft te maken met ........

1. jonge mensen
2. oude mensen
3. gezonde mensen
4. zieke mensen

Als ik in de verpleging wil werken moet ik ..........studeren.

Zinnen maken

We draaien het rad. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: geduldig, de eis, 

ingaan op, beheersen, de verpleging.