intensief luisteren

Wat moet je doen om goed te kunnen luisteren?
1 / 18
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat moet je doen om goed te kunnen luisteren?

Slide 1 - Mind map

Wat voor vragen krijg je bij de luisterfragmenten?
A
open vragen
B
ja/nee-vragen
C
meerkeuzevragen
D
matrixvragen

Slide 2 - Quiz

Tijdens het luisteren maak je aantekeningen.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Als je aantekeningen maakt, onthoud je de informatie niet beter.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Als je aantekeningen maakt, schrijf je de belangrijke informatie zo op:
A
lange, hele zinnen
B
dicht op elkaar
C
steekwoorden
D
veel zinnen

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Luisteren naar examenteksten
Vooraf:
introductiescherm - oriënteren op het fragment


Slide 7 - Slide

Luisteren naar examenteksten
Luister intensief en kritisch.

Maak aantekeningen - steekwoorden, laat ruimte voor aanvulling, afkortingen, pijlen en tekens.

Let op aanwijzingen: samenhang, belangrijke informatie betrouwbaarheid, eventueel standpunt en bijbehorende argumenten.

Slide 8 - Slide

opdrachten
  1. opdracht 1 blz 63
  2. opdracht 2 tot en met 4 blz 64-66

Slide 9 - Slide

Intensief lezen betekent
A
Kijk naar titel, plaatjes, tussenkopjes en bron.
B
Voorspel waar de tekst over gaat.
C
Lees de inleiding en de eerste en laatste zin van elke alinea.
D
Lees de tekst nauwkeurig en kritisch.

Slide 10 - Quiz

Tijdens het examen lees je alle teksten alleen maar intensief.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Voordat je intensief gaat lezen, bekijk je de vragen.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Bij een meerkeuzevraag mag je altijd maar één antwoord geven.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Je kunt een stappenplan gebruiken bij het beantwoorden van meerkeuzevragen.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Welke stap hoort niet bij het stappenplan meerkeuzevragen beantwoorden?
A
Lees de vraag en ga na of je hem begrijpt.
B
Kijk naar de antwoorden en bedenk wat je nog weet.
C
Streep de antwoorden weg die het niet zijn.
D
Kies het antwoord wat het beste past bij jouw antwoord.

Slide 15 - Quiz

Bij een matrixvraag lees je eerst de vraag. Daarna ga je per zin of bewering na wat juist is.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Een casusvraag is een moeilijke meerkeuzevraag met veel tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Oefenexamen lezen
studiemeter: examencoach
oefenexamen 3F versie 1

Slide 18 - Slide