Zinsdelen. Naamwoordelijk gezegde

Nederlands 
Grammatica zinsdelen
Blz. 118
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Nederlands 
Grammatica zinsdelen
Blz. 118

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Les 1: uitleg naamwoordelijk gezegde en oefenen 

Les 2: lezen + toets inzien? 

Slide 2 - Slide

Naamwoordelijk gezegde

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Werkwoordelijk gezegde
Iemand doet iets
Katja schijnt met de zaklamp

Naamwoordelijke gezegde
Iemand is iets of wordt iets
Oscar schijnt heel betrouwbaar

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijke gezegde

Slide 8 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 9 - Slide

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Welk van de onderstaande woorden is geen koppelwerkwoord.
A
zijn
B
blijken
C
kijken
D
schijnen

Slide 11 - Quiz

Een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een lijdend voorwerp.
Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Mijn vriend wordt leraar.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quiz

Hij gaat naar huis.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quiz

De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quiz

Mijn zus is vervelend.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quiz

Welk gezegde?
Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 18 - Quiz

Ik snap nu het WG en NG
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Startopdracht 
Blz. 118
Samen

Slide 20 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Iemand doet iets
Katja schijnt met de zaklamp

Naamwoordelijke gezegde
Iemand is iets of wordt iets
Oscar schijnt heel betrouwbaar

Slide 21 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
  • Bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel
  • Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van deze werkwoorden is een vorm van een koppelwerkwoord.

Slide 22 - Slide

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)



Slide 23 - Slide

Wel of geen naamwoordelijk gezegde? 
Hoe bepaal je dat?

Slide 24 - Slide

Aan de slag
Opdracht 1 samen
Opdracht 2 zelf
Nakijken opdracht 2

Klaar? Opdracht 3 en 4 maken

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Les 2
Lezen in je leesboek

Boek kiezen?

www.lezenvoordelijst.nl
Doe de test

Slide 27 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
  • Bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel
  • Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van deze werkwoorden is een vorm van een koppelwerkwoord.

Slide 28 - Slide

Naamwoordelijk gezegde

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Wat gaan we doen?

1. Theorie herhalen (filmpje)
2. Huiswerk nakijken
3. Opdracht maken

Slide 31 - Slide

Verschil naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde
Wie legt het uit? 
- verschil
- lv
- koppelwerkwoorden
- 3 koppelwerkwoorden die ook een andere betekenis kunnen hebben
- .....

Slide 32 - Slide

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)



Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Opdracht 2

Slide 35 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 3 = huiswerk 

Opdracht 3 kijken we samen na 
timer
15:00

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Nederlands 
Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde

Slide 38 - Slide

Wat gaan we doen?
- huiswerk nakijken (opdracht 3)
- werken aan opdrachten 
- Oefentoets 
- lezen 

Slide 39 - Slide

Opdracht 3
Vragen? 

Samen nakijken

Slide 40 - Slide

Aan de slag
1. Maak opdracht 4
2. Maak de extra opdracht online
3. Maak de oefentoets (zie Som bij leerstof)

Volgende les:
- Opdrachten die af zijn nakijken 
- Lezen in je leesboek 

Slide 41 - Slide

Nederlands 

Slide 42 - Slide