1F De kooi (2) 12 sept 22

Hallo klas
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Hallo klas

Slide 1 - Slide

programma
Warming up
Wat leer je?
Signaalwoorden en tekstverband
Belangrijke woorden noteren in je schrift
Verder met het verhaal

Slide 2 - Slide

Bedenk een zin met zoveel mogelijk woorden.
Elke woord moet beginnen met dezelfde letter
De letter is .......

Slide 3 - Open question

Zoek een plaatje of foto dat/die iets over jou zegt

Slide 4 - Open question

Wat leer je?
Je weet  welke signaalwoorden bij welk tekstverband hoort

Je leert nieuwe woorden

Je leert wat de symbolen zijn

Slide 5 - Slide

De kooi
Wat is er ook alweer gebeurd?
Je hebt opdracht 2 en 3 gemaakt

- Wie zou deze brief geschreven kunnen hebben?
- Waar wordt voor gewaarschuwd?
- Wat zou jij doen met de kooi?
- Wat zou er aan de hand kunnen zijn met die kooi?
- Wie herkent de sfeer van de vliering?


Slide 6 - Slide

Tekstverband: Opsomming

Welk signaal geeft het af?
en, ook, nog, bovendien, verder, daarnaast, tevens, zowel… als, ten eerste, ten tweede, allereerst, ten slotte, maar ook
Je geeft een opsomming: je noemt verschillende dingen achter elkaar op.
Voorbeeld:
Mourat houdt van voetbal en games. Ook gaat hij graag uit. 





Slide 7 - Slide

Tekstverband: Tegenstelling

maar, toch, terwijl, ook al, hoewel, daar staat tegenover, niettemin, echter, daarentegen, integendeel, in tegenstelling tot, enerzijds … anderzijds, desondanks, alleen, hoewel
Je geeft een tegenstelling aan.
Voorbeeld:
Vorig jaar scoorde Timo bijna nooit, maar nu maakt hij elke wedstrijd een doelpunt.

Slide 8 - Slide

Tekstverband: Conclusie

dus, hieruit volgt, dan ook, concluderend
Je geeft een conclusie.
Voorbeeld:
Ik ben altijd heel zuinig omgegaan met mijn fiets, dus hij ziet er nog heel goed uit.

Slide 9 - Slide

Tekstverband: Voorbeeld of uitleg

bijvoorbeeld, zo, met name, denk aan, zoals, met andere woorden, dat wil zeggen, als voorbeeld, een voorbeeld
Je geeft een voorbeeld, of legt iets uit.
Voorbeeld:
Bij daglicht hebben dingen kleur, bijvoorbeeld gras dat groen is. 

Slide 10 - Slide

Welk tekstverband?
  1. Deze klas houdt zowel van huiswerk als van toetsen.
  2. We krijgen een extra pauze, nadat we hard hebben gewerkt.
  3. De pauzes zijn heel leuk, maar huiswerk is nog leuker.
  4. Dat wil zeggen, ik word er gewoon slimmer van!
  5. Ik kom nooit te laat, omdat de school te leuk is.
  6. Ik let altijd op, dus haal ik hoge cijfers.
  7. We zijn allemaal net zo gemotiveerd als juf!




Slide 11 - Slide

Antwoorden
  1. opsommend
  2. tijdsvolgorde
  3. tegenstellend
  4. uitleggend
  5. redengevend
  6. concluderend
  7. vergelijkend 

Slide 12 - Slide

De kooi
We luisteren naar het tweede deel van het verhaal van les 1

Dan gaan we naar les 2
* Je leest in deze les een nieuwsbericht en noteert de feiten (opdracht 2 
* Je luistert naar het verhaal (opdracht 3)
en gaat op zoek naar informatie over de symbolen, door naar een radiofragment te luisteren, een video te bekijken en een informatieve tekst te lezen (opdracht 4)

Slide 13 - Slide

schrijfopdracht
Je schrijft een  verhaal over het filmpje: The present
Jouw verhaal heeft een inleiding, kern en slot
Je bent de verteller en schrijft over wat je hebt gezien.
Denk aan:
Wat zie je, wat gebeurt er, welke emoties, de volgorde waarin dingen gebeuren.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

verhaal
Bedenk een titel, maak de lezer nieuwsgierig!
Inleiding: Je schrijft over de situatie zoals die begint in het filmpje
Kern: Je vertelt wat er gebeurt en wat wordt er gezegd. In chronologische volgorde
Slot: hoe loopt het verhaal af, maak een duidelijk einde aan je verhaal

Slide 16 - Slide

Denk aan:
  • hoofdletters
  • niet al te lange zinnen
  • Interpunctie
  • werkwoordspelling 
  • duidelijk schrijven

Slide 17 - Slide

Schrijfdossier



Maak een mapje waarin je al je schrijfopdrachten kunt bewaren

Slide 18 - Slide